Nikolaas wordt naar school gebracht
Nikolaas wordt door zijn vader en moeder naar zijn oom, die monnik en abt is op een kloosterschool, gebracht. Zijn oom zit op een stoel en heet trouwens ook Nikolaas. De moeder van Nikolaas zoekt opnieuw steun bij haar man.
Van de onderwijzers (die stevige klappen konden uitdelen) werd niets anders verwacht dan dat zij de kinderen lezen en schrijven bijbrachten. Het leesonderricht bestond uit het leren van het alfabet, van voren naar achteren en omgekeerd. De kinderen kregen daarbij nog geen letter te zien. Pas als de hele klas dit kende, ging de leraar over naar de volgende fase: eerst losse letters, dan twee letters is alle denkbare combinaties, dan combinaties van drie letters. Hierna kwamen pas de woorden; maar dan ook weer: éérst de eenlettergrepige, dan de tweelettergrepige, enz.
Schrijven ging precies zo. De meester had het zijne gedaan als het volkje van tien / elf jaar tenslotte zover was, dat het tot zijn genoegen eenvoudige teksten – fabels, mythen en passages uit Homerus – uit het hoofd kende, kon lezen en kon naschrijven.
Op de achtergrond zijn twee medeleerlingen op de tafel met papieren bezig. Mogelijk staat er ook een inktpot.
(Zie de literatuurlijst)