Anastasis: de overwinning op de dood
Bronzen reisgenoot, artikel in Eikonikon door Hans Dornseiffen
Sinds enige tijd ben ik de gelukkige bezitter van een vrij oud bronzen drie-luikig-reisikoontje dat als een deësis functioneert. In het midden staat de ‘Opstanding van Christus’, links is ‘Het ontslapen van de Moeder Gods’ afgebeeld en rechts de ‘Doop van Jezus door Johannes de Voorloper in de Jordaan’. In het vorige nummer van ‘Eikonikon’ heb ik geschreven over ‘Het ontslapen van de Moeder Gods’. Deze keer wil ik het hebben over het middenstuk: de Verrijzenis van Christus, de Anastasis. Dit feest wordt om een theologische reden in het oosten op een heel andere manier afgebeeld dan in het westen.
Anastasis – de verrijzenis van Christus
Het Griekse woord ‘Anastasis’ wil zeggen: ‘Opstaan, opstanding, te voorschijn komen uit een hinderlaag, het gaan naar een ander land’. Een van de oudste afbeeldingen van de Anastasis kennen we via het zilveren Niëllo-tableau van rond 700 n. Chr. dat te zien is in het Metropolitan Museum in New York. Het is van Syrisch-Palestijnse oorsprong. Sommigen herkennen deze afbeelding ook op een vroeg Byzantijns reliëf op een zuil in de San Marco Basiliek in Venetië van vóór de 6e eeuw.
In de oosterse kerk is het Paasfeest altijd het belangrijkste feest gebleven. Het is het ‘Feest der feesten’. De verrijzenis is immers het fundament van het christelijk geloof, want de verrijzenis van Christus is verbonden met onze eigen verrijzenis. Paulus schrijft: ‘Als Christus niet verrezen is, dan is uw geloof waardeloos en zijt gij nog in zonden. Maar zo is het niet. Christus is opgewekt uit de doden als eersteling van hen die ontslapen zijn. Zo zullen ook allen in Christus herleven’. (1 Kor. 15; 17 – 22)
De verrijzenis van Christus wordt in de oosterse kerk ikonografisch anders voorgesteld dan in de westerse kerk. De oosterse voorstelling is die van de ‘de Hellevaart’. Christus wordt in de verrijzenisikoon verbeeld in zijn neerdaling ter helle: zijn afdalen naar de Hades, het rijk van de duisternis, het rijk van de satan. Daar, op die plaats, waar al in Oudtestamentische opvattingen de gestorvenen tot de Vaderen verzameld werden, viert Hij zijn opstanding. Waar het licht van God niet schijnt, komt in het duister van de Hades de overwinning van Christus het beste tot zijn recht. Bij zijn gaan naar de onderwereld vertrapt Christus de poorten van de Hel. Daarmee bevrijdt Christus de gereddenen uit de onderwereld. Vandaar dat de Anastasis ook ‘de plundering van de hel’ wordt genoemd.
De westerse kerk stelt de verrijzenis van Christus meestal voor in zijn opstanding uit zijn graf. Christus wordt boven het geopende graf getoond en houdt, terwijl de wachters liggen te slapen, de overwinningsvlag in zijn hand. Deze voorstelling van ‘zichtbaar’ uit het graf opstijgen kende de oosterse kerk tot aan de 16e eeuw niet. Daarna wordt deze westerse wijze van afbeelden wel gebruikt. Dan ziet men soms op feestdagikonen de dubbele voorstelling van de Anastasis: onder is de plundering van de hel verbeeld en daar boven zie je Christus die uit zijn graf opstijgt.
De westerse afbeelding van het opstijgen uit het graf brengt eigenlijk een ‘historisch’ gebeuren tot uitdrukking: een feit dat ‘in de tijd’ plaatsvindt. Terwijl de opstanding van hen die door Christus vanuit de Hades gered worden, veel meer de ‘actieve’ overwinning van de dood tot uitdrukking brengt: de bevrijding van de gestorvenen uit de Hades is het directe gevolg van de verrijzenis van Christus.
Niemand zag Christus uit zijn graf opstaan
De voorstelling van het zichtbaar opstijgen van Christus uit zijn graf was in het oosten ongebruikelijk, omdat de opstanding van Christus voor iedereen onzichtbaar is geweest. Niemand heeft zijn opstaan uit het graf gezien: noch de slapende wachters, noch de vrouwen die met de mirre naar het graf gingen om Jezus te balsemen.
Christus staat bij zijn opstanding al niet meer in ons aardse leven. Zijn verrijzenis is geen dodenopwekking – geen terugkeer naar het aardse leven – maar een volledig ‘doorleven’ van de dood naar een radicaal ánder leven. Christus’ opstanding is Christus’ overwinning van de dood – buiten de tijd.
Hoe ontstond in de oosterse kerk dan wél het beeld van ‘de plundering van de hel’? Dat heeft toch ook niemand gezien? De oosterse ikonografie was gebaseerd op wat men misschien niet gezien, maar wat men wél gelezen had.
In Mattheüs 27; vers 52 – 53 lezen we: ‘De graven gingen open en de lichamen van de vele heilige mensen die ontslapen waren, stonden op. Na zijn verrijzenis kwamen zij uit de graven en gingen naar de heilige stad, waar zij aan velen verschenen’. De oosterse ikonigrafie leert ons dat in de opstanding van deze rechtvaardigen de opstanding van Christus zichtbaar wordt. Het gevolg hiervan is, dat de opstanding van Christus alleen uit te beelden is tegelijk met de opstanding van de rechtvaardigen, zoals deze bij Mattheüs is beschreven.
Er is nóg een belangrijke bron waaruit de afbeelding van de Anastasis verklaard kan worden. In het vijfde hoofdstuk van het apocriefe Evangelie van Nicodemus (uit de 5e eeuw na Chr.) wordt de ‘plundering van de hel’ beschreven: ‘Weer klonk de stem: ‘Heft op de poorten’. Toen Hades de stem voor de tweede keer hoorde, antwoordde hij alsof hij van niets wist: ‘Wie is de koning der ere?’ De engelen van de Heer zeiden: ‘De Heer sterk en machtig, de Heer machtig in de strijd.’ En onmiddellijk na dit antwoord werden de koperen poorten in stukken gebroken en de ijzeren sluitbalken werden verbroken en alle doden die gebonden waren, werden van kun ketens bevrijd en wij met hen’.
De ikonografie van de Anastasis kent dus een eeuwenlange ontwikkeling. Daarna is deze voortdurend aan veranderingen, toevoegingen en variaties rond enkele centrale gegevens onderhevig.
De bronzen verrijzenisikoon
Christus staat centraal als de verrezen Heer afgebeeld in een amandelvormig mandorla: de lichtkrans die om zijn hele lichaam straalt. In zijn linkerhand houdt hij een wetsrol. Er zit veel leven / beweging in de mantel van Christus. Zijn energieke houding straalt dynamiek uit. Boven de mandorla rond Christus staat waarschijnlijk in het Grieks ‘ho oon’ – de Zijnde. Maar er zijn ook ikonen waarop afgekort staat: ‘Christus’.
Links en rechts van Christus knielen Adam en Eva. Christus wendt zich tot Adam en deze wordt door Christus bij zijn rechter pols gepakt en uit zijn graf opgetild. In de kloppende pols van Adam is als het ware het nieuwe leven te voelen. Mijn bronzen reis-ikoon is te klein (40 x 44 mm) om de graven van Adam en Eva en de versplinterde ingang van de onderwereld te laten zien. Adam (als de eerste mens) staat hier symbool voor alle mensen die delen in de verrijzenis van de Heer.
Eva heeft uit eerbied voor Christus haar handen met haar bovenkleed bedekt. Dit is ontleed aan het Byzantijnse hofceremonieel, waar allen die de keizer benaderden, uit eerbied voor hem de handen bedekt hielden. Eva drukt hiermee haar eerbied voor Christus uit.
De graven gingen open
Van de ‘vele heiligen’ die volgens Mattheüs in Jeruzalem verschenen, heeft de maker van het bronzen reisikoontje enkele voorname personen uit het Oude Testament afgebeeld.
Achter Adam zien wij drie mannen, waarvan twee hun hand voor hun lichaam naar Christus uitsteken: niet alleen om naar Hem te wijzen, maar ook om door Hem gered te worden. Mogelijk is de meest linkse Johannes de Voorloper, herkenbaar aan zijn kameelharen mantel. Aan de kant van Eva zien wij vier mensen waarvan twee met gekruiste armen van eerbied. Opvallend is een geknielde vrouw achter Eva. Deze komt weinig op ikonen voor. Mogelijk is zij Sara, de moeder van het Joodse volk. Boven het hoofd van Eva zien we een gekroond persoon – misschien is hij koning Salomon of koning David. Er naast is mogelijk een hoofd van een van de profeten afgebeeld. Naast de twee hoofden zijn nog twee kleine stukjes van andere gezichten te ontdekken. De vele heiligen (waarover Mattheüs spreekt) worden als kleine golfjes zichtbaar in talloze kleine ronde stukjes nimbussen achter de zichtbare personen boven Adam en Eva.
Opvallend is de afwezigheid van gebouwen en de natuur op de achtergrond van het ikoontje. Zou dat misschien symbolisch zijn? De Anastasis is immers ‘niet van deze wereld, maar van een totaal andere orde….’
Bronnen:
- ‘De verrijzenisikoon, theologie en symboliek van de ikonen ‘Br. Louis Bastiaansen
- ‘Ikonen bekijken en begrijpen’ van Marcel Watté
- ‘Gebed in beelden, Feestikonen in de Oosterse kerken’ onder redactie van A.J. van der Aals en A. Jacobs
- Met dank aan de opmerkingen van Antoine Lambrechts.