Het ‘lezen’ van de etsen van Michel van Overbeeke
Afgelopen jaren is via mijn advertentie op Marktplaats regelmatig aan mij gevraagd of ik iets over een bepaalde ets wilde vertellen. Soms had men al jaren die ets aan de muur hangen en was men er op ‘uitgekeken’. Heel grappig was, dat enkelen mij schreven, dat ze door mijn uitleg op een heel andere wijze naar de ets waren gaan kijken en men deze opnieuw was gaan waarderen. Ik heb geen idee hoe het gezicht van Michel er uitziet als hij mijn beschouwingen rond zijn etsen zou lezen: een smakelijke glimlach, afgrijzen, opgetrokken wenkbrauw?
Het kijken naar een ets wil ik vergelijken met het lezen van een boek. Je wordt als het ware in het boek ‘gezogen’ en beleeft het verhaal in je eigen wereld. Zo is het ook met een ets van Michel. Je laat je meevoeren door het verhaal in de ets en op de golven van je fantasie en emoties word je geraakt.
Ik heb daarom absoluut niet de pretentie om de etsen van Michel te ‘verklaren’. Dat zou de rijke inhoud tekort doen en een rem zetten op de fantasie en het inlevingsvermogen van de kijker. Mijn beschrijvingen kunnen misschien wel helpen om mogelijk op een andere wijze naar de etsen van Michel te gaan kijken.
1966 – geen titel
De kijker naar deze ets staat in het prille begin van een geweldig ets-oeuvre van Michel. Aan de vuile inkt-randen is te zien dat hij deze ets nog draaide / perste met een mangel van een wasmachine, die hij op een rommelmarkt had gekocht. Hij is volop in de experimenteerfase, want van deze ets heb ik er ook een, die hij in totaal andere kleuren heeft geperst. (Zie a.u.b. bovenaan dit artikel). Hij is op zoek naar techniek van aquatint, gebruik van meerdere etsplaten en naar een eigen tekenstijl.
De eerste etsen van michel vertonen nog geen menselijke wezens of gebouwen, maar worden gevuld met plankton-monsters, noem ik ze maar, vreemde visvogels, pantoffeldiertjes, enz. Ieder mag zijn eigen fantasie erbij gebruiken. Aan het einde van 1966 komen de eerste mensen en gebouwen in zijn werk. De kleuren in zijn etsen komen via de ingesmeerde etsplaten, want Michel gebruikte meestal meerdere platen. Op één uitzondering: zijn ets ‘zwart beest’ uit 1966 is zo zwart en donker dat hij spontaan er een licht-roze kleur op verft. Vele jaren later (vanaf 1984) gaat hij zijn in zwart geperste etsen met verf inschilderen of met wasco-krijt inkleuren.
1966 – ter overweging
Deze afbeeldingen werden naar mij gestuurd met de vraag of ik er iets over zou kunnen schrijven. Dat doe ik graag, want ik vind deze twee etsjes bijzonder leuk! Heel incidenteel duiken ze op. Wat mij vooral boeit is de eenvoud en het zoeken naar de eigen beeldtaal van Michel. Voordat hij deze drukte, hadden we etsjes met een soort ‘plankton-wereld’. Nu worden de afbeeldingen menselijker en de eerste vogels verschijnen in beeld: de vogel die de verbinding tussen hemel en aarde wordt.
Michel en zijn gezin wonen in 1966 in een ‘kraakboerderij’ aan de Vondelweg in Haarlem. Ze hebben geen cent te makken en moeten op allerlei manieren wat bijverdienen. Hij beschildert bijvoorbeeld kinderbadjes en kweekt voor de verkoop marmotten en parkieten. Maar er valt bitter weinig aan te verdienen.
Voor deze twee etsjes uit zijn eerste jaar als zelfstandig kunstenaar gebruikt Michel vier etsplaten en drie kleuren. Ze zijn 10 centimeter in doorsnee. Hij is hier bezig met techniek om aquatint aan te brengen dat diepte en perspectief in de tweedimensionale ets wil suggereren. Vooral bij ronde etsen is het moeilijk de twee etsplaten precies op de goede plek te leggen bij het persen. Dat is hier prima gelukt.
Elke ets laat drie op mensjes lijkende figuurtjes zien. Michel tekent altijd intuïtief en de kijker mag zelf bedenken, wat hij ziet en wat hij meent, dat de afbeelding voorstelt. Iedere kijker maakt zo zijn eigen verhaal. Ik denk bij deze etsjes aan het gezinnetje dat Michel met zijn vrouw Christhilde en hun zoontje Manuel vormt.
1971 – vegetatie
Sinds enige tijd heb ik deze prachtige ets in mijn verzameling. Ik kwam hem jaren geleden als een fotokopie tegen op een algemene veiling in de Randstad en heb meteen de veilingmeester gewaarschuwd die hem als ‘fotokopie’ in lijst voor € 10,= veilde.
Vanaf 1969 is een van de belangrijke thema’s bij het etswerk van Michel het nadenken over het ontstaan van de wereld / de geboorte / het begin van het leven / groei / scheppingsgebeuren, enz. Vele grote etsen heeft hij in die jaren daarover gedrukt.
Waarschijnlijk heeft hij deze ets aan het begin van 1971 gemaakt, want daarna komen nieuwe thema’s, nog meer beïnvloed door de Oosterse filosofie. Het was de tijd van de ‘Flowerpower’ en Bhagwan.
De structuur van de ets laat meerdere ‘lagen’ / ‘werelden’ boven elkaar zien. Helemaal onderaan staan de ‘aantekeningen’ van Michel van zijn ets: zijn naam, titel van de ets, jaartal van het drukken, maar ook ‘gold’. Met het goud (zichtbaar in het bronspoeder bovenaan) duidt Michel het transcendente / het goddelijke. Later gaat hij ook bladgoud in zijn etsen verwerken. Boven de ‘aantekeningen’ van Michel krioelt het in de tweede laag van het leven / de vegetatie die naar boven uitgroeit naar de vorming van de mens, die in lotushouding bovenin de vegetatie / flora zit.
De ets ‘Vegetatie’ kenmerkt zich nog door verwijzingen naar de Bijbel.
De halve cirkel in het bronspoeder links boven is de symboliek van het planetenstelsel, waar de aarde zich in bevindt. De ark van Noa / Noach vaart op de golven. Links daarvan lijkt een / zijn (Michel’s) huis te staan. Er is een soort zon, met rode en gele stralen waarin drie figuren zijn – mogelijk zijn dat de Vader / de Zoon / en de H. Geest, die het licht en de levensgeest hebben geschapen. In de vogel – er rechts naast – staat het woord ‘AUM’ dat zoiets als ‘levensgeest’ betekent. Dit zal in later werk nog vaak te zien zijn.
Het maken van deze ets is gewoon een meesterwerk geworden. Michel gebruikte twee etsplaten en acht (!) lithoplaten om tot deze et/ litho-afbeelding te komen. Geen wonder dat hij er maar 21 van gedrukt geeft.
1971 – wandeling
In 1971 gebruikt Michel voor zijn etsen zowel etsplaten als lithostenen. Dat kan je ook goed bij de ets ‘wandeling’ zien. Vele kleuren en lagen zijn via lithoplaten gedrukt. Eén kleur is bijzonder: met bronspoeder wil Michel een goudachtige kleur op zijn ets maken en een jaar later ( in 1972) gaat hij écht bladgoud op zijn etsen gebruiken. Goud geeft voor hem ‘het transcendente’ / de hemel weer. De ets ‘wandeling’ is dus met verschillende lithostenen en verschillende etsplaten gedrukt: een waar meesterwerk!
Op de ets is zichtbaar hoe Michel rond 1971 zich bezighoudt met Oosterse filosofie, waar een olifant een symbool van wijsheid is. Op het kruis bij de schoen van de wandelaar is een vogel gekruisigd – enkele jaren ervoor was Michel uit de protestantse kerk gegaan, omdat hij daar geen antwoorden op zijn levensbeschouwelijke vragen kon vinden. Vanaf dat moment zoekt hij overal en nergens antwoorden op vragen rond geboorte / leven en dood / het ontstaan van de wereld / de liefde in menselijke relaties / doel en zin van drift / seksualiteit / bestaan van God / zin en onzin van de dood enz.
Zoals bij velen van zijn etsen in deze jaren is er een opbouw in de ets: je moet hem van beneden naar boven bekijken. De eerste bruine laag is de oerwereld, waar nog niets levends in is. De tweede, blauwe laag van de ets is mogelijk onze wereld , waar we met grote passen / schoenen door de gemiddeld 80 levensjaren wandelen – op zoek naar wijsheid / liefde / relaties. Pijn / lijden zullen we er ook tegenkomen – verbeeld in een ‘mensenvogel’ aan het kruis.
De derde laag is het ‘goud’ – de bronskleurige laag. De tweede laag (onze wereld) grijpt er naar (handje links) en wil daar naar toegroeien. De wijsheid van de olifanten (die in India symbool van wijsheid zijn) wil ons daarbij helpen.
Maar uiteindelijk moeten we door het transcendente heen op weg naar de vierde, kleurrijke laag. Alle materie blijft achter (het lege kostuum met de kleerhanger erboven), alleen de levensgeest (de roze onderkant van een mens, die bovenin door de etsrand heen breekt) komt in een totaal onzichtbare /ondenkbare ‘wereld’: de vijfde laag.
1974 – gesloten hek
Er is een voelbare spanning in de ets, waar je niet zo gemakkelijk ’n vinger achter kunt krijgen. Soms helpt het om een stukje van het levensverhaal van Michel te kennen.
Spanning heeft altijd met een dualiteit – twee tegenover elkaar geplaatste zaken – te maken. En in 1974 was er spanning genoeg in het leven van Michel. Als eerste begon er ‘ruis’ of spanning in zijn huwelijk te komen. Enkele jaren later gaat hij scheiden, maar ze blijven altijd vrienden van elkaar. Daarnaast is in 1972 zijn schoonmoeder – met wie hij uitstekend kon opschieten – overleden. Toen Michel 18 jaar was heeft hij zijn vader tot zijn dood verzorgd en hem uitermate zien lijden. Rond 1974 maakt Michel verschillende etsen die gaan over het ouder worden, over de dood en over ‘is er een leven na dit leven?’ Daarnaast wil Michel graag naar India om van de Oosterse wijsheid te proeven. Hij had daar al veel over gelezen.
Laten we eens naar de ets kijken. Je ziet meerdere vormen van dualiteit – van spanning tussen twee elementen. Ik zal er een paar noemen:
Het gesloten hek is een scheiding tussen voor en achter het hek. Links en rechts van het hek zijn greppels, waarin levenden en doden aanwezig zijn. De kijker staat voor het hek. Links en rechts op het hek zitten twee vreemde vogels – man en vrouw, met in hun bekken een vrouwfiguurtje. Je vraagt je af of de een deze nu van de ander afpakt, of dat de een de ander het vrouwfiguurtje te eten geeft. Is er strijd tussen beiden of is er juist een liefdevol te eten geven? (weer zo’n dualiteit). De vrouw-vogel heeft borsten en draagt een foetus in haar buik. Ze zou het oerbeeld kunnen zijn van de leven-gevende godin. Of steelt zij het vrouwenfiguurtje uit de bek van de mannelijke vogel. De man? Zijn dat baardstoppels om de bek van de man?
Achter het hek zijn misschien de ‘grazige weiden’ als beeld van het land van het leven achter de horizon van ons menselijk bestaan. Michel heeft meer van deze symbolen in andere etsen rond 1974 gebruikt. Daarboven beweegt zich de lucht / de hemel.
Daarin vliegt (links) een olifant uit India als symbool van wijsheid met een stip op het voorhoofd. In het centrum vliegt een cirkel van vogels in de richting van de twee voeten die naar boven – in het onzichtbare – zich voortbewegen. De voeten stappen de ets (en dus het leven) uit. Bijna onzichtbaar – in het geel – zie je een goeroe met gekruiste benen in meditatie zitten. De vogels vliegen rond een cirkel – de zon. Onder de voeten aan de bovenrand van de ets zie je het vage wit van de maan. Weer een dualiteit / tegenstelling, dus.
Dood en leven / leven geven en leven nemen / voor en achter het hek, als symbool van de dood. De beschouwer staat nu nog voor het hek – het hek is voor ons gesloten – maar eens gaat dit hek voor ons open en via de ‘grazige weiden’ mogen opstijgen zoals de vogels rond de zon. We klimmen omhoog naar het onzichtbare en gaan met onze voeten vanuit het leven in het niets / alles? In het nieuwe leven?
Michel zelf sluit niets uit. Hij heeft een jaar of tien geleden een heel indrukwekkend project rond engelen gemaakt.
1974 – open hek
open gate / open hek ++ 1974 ++ 50 x 50 cm ++ 0 / 25
Soms moet je voor het begrijpen van een ets een stukje van het levensverhaal van Michel kennen. De etser is hier het ‘verhaal aan het schrijven van de dood van zijn schoonmoeder’ – de moeder van zijn vrouw Christhilde. Zijn eigen moeder zag hij niet meer na de scheiding van zijn vader en van zijn stiefmoeder ervoer hij geen enkele warmte. Hij had een uitstekende relatie met zijn schoonmoeder. Bij andere etsen tekent hij haar, zoals hij zich haar herinnert: als een rieten stoel of als een linnen doek met bloemen.
Het open hek verwijst naar een kruis in de verte – zijn schoonmoeder is van deze aardse werkelijkheid overgegaan naar ‘gene zijde’ = een andere wereld, waar wij ons als levenden geen voorstelling van kunnen maken. Michel beeldt dit uit door middel van vogels. De vogel is de verbinding tussen hemel en aarde. Zijn schoonmoeder zit symbolisch op het hek – de afsluiting tussen hier en daar. Ze staat op haar voeten alsof zij zich afzet naar boven om weg te vliegen. Vanuit de vogel die zij is, vliegen andere symbolische vogels naar boven, naar ‘gene zijde’ / de hemel, tot aan de rand van de ets. Zij vormen een soort ladder van deze wereld naar de hemel.
De zwarte afbeeldingen naast het hoofd van de omhoog vliegende vogel zijn als het ware yin en yang, twee begrippen uit de oosterse filosofie waarmee Michel de dualiteit van het leven (leven en dood) duidt.
De bergen en de ‘grazige weiden’ op de achtergrond willen de ruimte van het nieuwe leven duiden. In dit leven kunnen we kijken tot aan het hek. Alles wat daar achter ligt, komt voort uit onze fantasie.
Michel gelooft in een of andere vorm van leven na dit leven op aarde. Hij heeft bijvoorbeeld meerdere prachtige projecten over engelen gemaakt.
1978 – laat het me weten
Na zijn scheiding van Christhilde (met wie hij nog steeds een uitstekende relatie heeft), gaat Michel in 1976 samenwonen met Setske en die grote verandering roept allerlei emoties op. Een van de uitingen hiervan is een serie van vier wat kleine etsen (30 x 24,5 cm) uit 1978 waarop tekst én afbeeldingen staan.
- ‘uitgeraapte muren van weerstand leggen mijn ziel bloot’
- ‘verbijsterende eenzaamheid heb ik gevonden onder mijn fundament’
- ‘met geschuurde muren loop ik tegen jouw lamp’
- ‘laat me weten wanneer je me vergeten bent onder je puin’
De titels van de vier etsen laten wel zien dat dit niet de vrolijkste periode in het leven van Michel is. Een jaar later komt hij met minimaal zes grote etsen, waarop hij veel verdriet en pijn uit zijn jeugd verbeeldt.
De ets ‘laat het me weten’ leest van links boven naar rechts beneden. Dat is opvallend, want vaak leest een ets van Michel van beneden naar boven.
Het figuratieve gezicht is – vermoed ik – van Setske, zoals zij ook figuratief op een van de etsen van de serie ‘Esther’ is afgebeeld.
De pilaar vóór haar ken ik alleen uit de ets ‘tuinvaas’ uit 1974, waarin de dood en het overgaan naar net nieuwe leven wordt verbeeld.
Ik krijg het gevoel dat het gezicht van Setske iets van oordeel / veroordeling laat zien: ze kijkt als een rechter naar de beschouwer van de ets en oordeelt dat er een grote schoonmaak gehouden moet worden.
Het ‘vuil’ wordt in de kruiwagen verzameld en op de grote ‘puinhoop’ gegooid. De inhoud van de kruiwagen is natuurlijk interessant. De kop van een vis kijkt de rechter aan – en in de psychologie van de dromen is de vis een verbeelding van iets dat nog in zee (het onderbewuste van een mens) zwemt, maar nog gevangen moet worden om het bewust te krijgen. Het vage gezicht van Michel is als een vogel die uit de kruiwagen probeert weg te vliegen. Vis en vogel als het beeld van de beneden- en de bovenwereld. Zijn neus is meteen ook het geslacht. Seksualiteit is vaak een sterkte kracht in het etswerk. Dualiteit is een voortdurend thema in veel etsen van Michel.
Onderin de kruiwagen zitten twee vreemde wezens, waarvan er één ‘n – lijkt wel – grafzerk vasthoudt. Een vogel en een goeroe, vandaar de stip van wijsheid op zijn voorhoofd en twee monden, die mogelijk wijsheid én onzin spreken.
Dit wordt allemaal op de puinhoop van het leven weggegooid: vuilnis, dat niet meer gebruikt kan worden. Maar ook vuilnis waarmee contact wordt gehouden: je houdt een band met wat je weggooit, want je verleden draag je altijd in je mee. En in de vraagt ‘laat me het weten, wanneer je me vergeten ben’ hoor je de stem van het verleden in de tegenwoordige tijd. De cirkel is weer rond…
.
‘voor m’n geboorte’ – 1981
Deze ets uit 1981 gaat over de (komende?) geboorte van Eva. Ze is wel in 1980 geboren, maar lijkt op deze ets afwezig. De wieg is nog leeg. Een kind zit nog in de buik van het wezen. Heel anders dan op de ets ‘van horen zeggen’ die ook in 1981 is gedrukt. Michel maakt zelfs een tekening van zichzelf met Eva in zijn armen.
Er zit een heel verhaal rond de geboorte van Eva. Michel zegt daar zelf over: ‘De eerste grote relatie (met Setske – H.D.) duurde vijf jaar. Hij leert haar kennen als hij zoekt naar iemand die voor hem wil drukken. In 1980 wordt hun kind geboren. Een meisje. Gelukkig. Waarom? Kan ik moeilijk onder woorden brengen, maar ik wilde graag een dochter. De discussie met zijn vriendin over het krijgen van een kind had twee jaar geduurd. Zij verlangde er naar. Ik wist niet of ik die verantwoordelijkheid aankon. Dus hield ik het af. Tot ik besefte: het is haar recht dat te willen, ik heb niet het recht om haar mijn wil op te leggen. Zijn voorbehoedmiddel: als ik het niet meer kan opbrengen is de consequentie dat het kind bij jou blijft. Dat gebeurt. Eva (anderhalf jaar dan) blijft achter zonder de aanwezigheid van haar vader. Emotioneel heel moeilijk. Want ik realiseerde me dat ik in feite aanrichtte, wat mij vroeger was overkomen: afstoten.’ ( Te lezen in ‘Michel van Overbeeke, 30 jaar kunstenaarschap’).
Hoewel het centrum van de ets onmiddellijk aandacht vraagt (Wat is dit voor een wezen?), moeten we de hele ets goed bekijken. Voor mij is dit altijd iets overweldigends: er is zoveel wat om aandacht vraagt… Teksten en afbeeldingen roepen vragen op. Mij helpt het om de afbeelding in niveaus/ stukken op te delen.
Voor mij bestaat de ets uit drie horizontale lagen: beneden/ onderbewuste, midden/ de werkelijkheid, boven/ het bovennatuurlijke.
De onderste laag van de ets
Ik begin bij de onderste laag. Voor het gemak zal ik dit maar het onderbewuste noemen. Middenin staat iets als een grafzerk met een wat geheimzinnige tekst: ‘voor mijn geboorte heb ik je gekend zelfs nu nog’. Rechts twee mannen en twee vrouwen, om en om. Bij de mannen – met gecamoufleerde gezichten – een penis omhoog én een omlaag. De witte dame heeft strikjes in haar haar, draagt een plissérokje en lijkt op hoge hakken te lopen. De dame in het geel heeft ook zo’n rokje, maar is duidelijk een ‘warhoofd’, maar wel met een vagina. Een tegenstelling tussen ‘netjes’ en meer ‘hippie-achtig/ rommelig’.
Onder de grafzerk staan de zes kanten van een dobbelsteen. Een dobbelsteen heeft voor Michel een diepere betekenis. In zijn serie ‘Esther-etsen’ wordt het ‘pur’ voor de misdadiger Haman geworpen. Hoe de dobbelsteen valt, bepaalt de straf die Haman zal krijgen. Het is het (nood)lot, dat ieder mens toevalt. Op de ets uit 1981 ‘deze mijn geliefde’ zijn de voeten van Christus aan het kruis te zien. Daaronder zit wat geboefte te dobbelen om de kleren van Christus. Aan de dobbelsteen zit een luchtje van onrechtvaardigheid, van lijden, het noodlot en ‘De teerling is geworpen’. Michel en Setske hebben gekozen voor een kind: het is niet anders, wat er ook gebeurt.
Links van de grafzerk zie je drie mannenkoppen naar de zerk kijken. De grootse kijkt bedachtzaam, met een hand aan zijn mond: ‘Wat wordt er met de tekst bedoeld?’ Achter deze man is een berg te zien: Golgotha, symbool van het lijden, voor Michel vooral symbool van al het menselijk lijden. In het blauw daarnaast zien we huisjes met een hart erin met links ervan geschreven: ‘love’.
Het middendeel van de ets
We gaan naar het middenstuk. Het onderstuk heeft een verbinding met het middenstuk via de zerk. Vanuit de onderwereld komt iets of iemand in de werkelijkheid. Erop zit een vogel die een penis als een worm aanpikt of zouden ze samen in gesprek zijn?
Het wezen zelf roept bij mij het beeld op van een Egyptische sfinx. Het baby/ poppenarmpje komt meer voor in het etswerk van Michel, bijvoorbeeld op de ets uit 1975 ‘ontmoeting in de ruimte’. Daarop is te zien dat twee handen een babypop loslaten die met een rieten stoel (symbool van zijn geliefde schoonmoeder Evy) in de richting van de hemel zweeft.
De sfinx is ook tegengesteld: aan de ene kant een licht gekleurde hoofd en borst, en aan de andere kant een donkere zijde, waarin een kind zit. Vanuit het duister komt nieuw leven. De sfinx kijkt recht naar boven, naar het bovenste niveau met een lege kinderwagen en symbolen van zijn overleden vader. In de kin van de sfinx zijn een kruis en een vagina/ spleet getekend, opnieuw een verwijzing dat sexualiteit ook lijden inhoudt. Bij de burcht op het hoofd zijn de poorten gesloten. Wat zich daar afspeelt, weet alleen kasteelheer Michel. Links van het hoofd zijn twee dezelfde kanten van een dobbelsteen. Drie is niet alleen een goddelijk getal (de Drieëenheid) maar vormt ook een berg – en omgekeerd een symbolische vagina. Ernaast staat in spiegelschrift te lezen: ‘uiteindelijk zijn er twee mogelijkheden van denken, maar van het weten is er maar één’. Zou dit gaan over het meningsverschil tussen Setske en Michel?
De derde laag van de ets: het ‘bovenaardse’
Met het oog van de sfinx kijken we mee naar boven: het derde niveau, een andere vorm van ‘zijn’.
Midden een leeg wiegje, versierd met een knuffel. Dood en leven komen op dit niveau bij elkaar, want in vijf kleine hokjes vertelt Michel iets over zijn vader, die hij met zijn stiefmoeder Popje tot zijn overlijden in 1961 verzorgd heeft. Van links naar rechts: eerst was er niets, vervolgens zijn symbolische huis in Haarlem met erboven de zon, de maan en een ster. Daarna opnieuw een leeg huis. vervolgens het gezicht van zijn vader en tenslotte de urn waarin zijn as werd gedaan. Onder ligt zijn overleden vader als een mummie, gewikkeld in een lijkkleed. Michel heeft zijn vader vaak op deze manier in zijn etsen afgebeeld. Waarschijnlijk was dit de reden dat op 1 juli 2024 Michel in een lijkkleed op een draagplank in zijn atelier te Haarlem werd opgebaard.
.
1981 – morgen misschien
Deze bijzonder grote ets komt uit de periode waarin – volgens mij – Michel zijn mooiste én boeiendste etsen maakte. 1981 is een top-jaar met een fascinerende serie etsen.
Vele etsen kennen meerdere ‘lagen’ en eigenlijk ook een grote verwarring. Een verdrietig stuk van de vroege levensgeschiedenis van Michel komt in deze ets ‘Morgen misschien’ naar boven. Het is bijna een therapeutisch ets. Michel etst allerlei verdrietige herinneringen uit zijn jeugd.
Wat is het geval? Michel heeft als kind een verdrietige jeugd gekend. Zijn vader scheidde van zijn moeder toen Michel zo’n beetje in 1942 geboren werd. Het derde huwelijk van zijn vader was een ramp met vechtpartijen, armoede en werkloosheid. Oorlogstrauma’s van zijn vader zullen daarbij mogelijk een rol gespeeld hebben. In de jaren rond 1981 wil de partner van Michel dat ze van hem een kind zou krijgen. Michel wil dat eigenlijk niet, omdat hij bang was, dat ook dat kind mogelijk zou moeten ervaren, dat deze alleen door de moeder zal worden opgevoed en de vader zal missen. Hij wilde dat kind dit niet aandoen. Al die spanning om samen wel of niet een kind te verwekken komt in een aantal etsen in die jaren aan de oppervlakte.
Zijn vader is als het ware de verwekker van die pijn en (wat weinig gebeurt) je ziet hem als portret in het zaad dat ontkiemt onder het kruis, waar Christus aanhangt. (Christus aan het kruis is voor Michel een symbool van het lijden in het algemeen – dit lijden is dus niet religieus getint. Uit zijn ballen groeit als het ware het kruis, dat als een ladder het midden (de wereld) en de bovenlaag ( de hemel / kosmos) verbindt.
In het scheefstaande huis dat de onderwereld (mannen en vrouwen, gescheiden door Christus aan het kruis met een doornenkroon), de aarde en de hemel verbindt, zie je ‘het laatste avondmaal’ met 12 apostelen, waarvan eentje zwart is gemaakt en dat is Judas. Op één van de 12 staat ‘ik’. Christus heeft geen brood en wijn, maar werpt een dobbelsteen met het getal drie. in het raam achter Christus is het kruis van Golgotha al zichtbaar. De kamers van het huis laten thema’s zien van het lijden (voet aan het kruis), het ontstaan van het kind in de paring van man en vrouw, een wit/geel vlakje waaronder het yin en yang teken staat, een ladder die weer twee lagen verbindt met bovenin een klein zonnetje en helemaal onder een gedekte tafel, voor iemand die nog moet aanschuiven (het kind dat gaat komen). Helemaal bovenin op zolder ligt een mummie – het symbool van zijn in 1961 aan kanker overleden vader, die Michel met anderen tot zijn dood verzorgd heeft.
Er staan veel teksten op de ets: ‘zachtgeprakte woorden op de liefde van ons beter heden dan verleden vervult het zwerk tot morgen tot morgen misschien’. En ook: ‘zonder dat wij het geweten hebben’.
In spiegelschrift staat onderaan de ets: ‘als alle apostelen ons verlaten hebben en de valse profeten van ons vrij spel hebben gekregen, dan is het zaak geworden om veel meer de mogelijkheden aan te geven om terug te keren naar de (….. en de rest is niet te lezen) zonder dat wij het weten’.
In 1981 werd zijn dochter Eva geboren, die grotendeels door haar moeder is opgevoed, maar waar hij veel van houdt en met wie hij een uitstekende band heeft.
.
1989 blue stick
Eerst een ‘waarschuwing’ voor de lezer….: alles wat je over kunst zegt of schrijft, zegt meer over de beschouwer dan over het kunstwerk. Ik heb van meerdere kunstenaars gehoord, dat ze zich verbaasden over wat ‘de mensen’ allemaal in hun werk zagen. Kunst gaat een dialoog/ een gesprek aan met de beschouwer. In die dialoog gebeurt er iets. De beschouwer wordt geraakt door ‘iets/ een gevoel/ diepe emotie’ in het kunstwerk. Er komt iets tot leven, er gebeurt iets met en in die beschouwer.
Michel zelf heeft meerdere keren aangegeven dat hij intuïtief tekent en altijd direct op de etsplaat zelf. Wat in hem omging, vloeide als het ware via de etsnaald in het metaal. Het blijft echter belangrijk om je eigen gevoel en fantasie te gebruiken en ik ga er vanuit dat we nooit in het hoofd van Michel hadden kunnen kijken.
Het helpt om deze ets ‘blue stick’ binnen de context van al zijn etsen in die jaren te plaatsen. In 1982 gaan Setske en Michel uit elkaar. Eva blijft bij haar moeder. De pijn van de scheiding van de ouders van Michel begint bij hem op te spelen. Ergens in 1983 of in 1984 was Michel in Auschwitz-Birkenau geweest. Dat menselijk lijden had hem zo zwaar aangegrepen, dat hij zelf in een crisis was gekomen. In 1983 heeft hij bijvoorbeeld geen etsen gemaakt, voor zover ik weet. In 1985 begint hij zijn ‘zwarte periode’: het via zijn etsen verbeelden via bijv. de etsen met grote messen als ‘cut off’ en ‘nisthar’. Ook de etsen ‘epistasie’ – dat betekent stilstaan/ oponthoud en onderzoek – geven iets van zijn zielenroerselen weer. Daarna maakte Michel – in een hervonden balans – veel etsen rond het thema ‘berg’. In 1986 had Michel een serie etsen met het thema ‘kaars/ licht’ gemaakt. Vanaf 1989 gaat hij meer en meer bladgoud in zijn werk gebruiken.
In zijn etsen is altijd een spanning in dualiteit te vinden: verschil in de linker- en de rechterkant van de ets, licht en donker, mannelijk en vrouwelijk, onder/ aards en boven/ goddelijk. Eigenlijk roept de titel al vragen op: ‘blue stick’, terwijl er nergens de kleur blauw is gebruikt. Waarschijnlijker lijkt mij dan de vertaling van ‘neerslachtige/ obscene stok/staaf’.
Ik herken drie lagen/ étages in ‘blue stick’: onder, midden en boven.
Onder is rechts een streep en links staan stippen. Midden op die streep een berg. In deze jaren staat een berg vaak symbool voor het menselijk lijden in het algemeen. Denk aan de Calvarieberg, vaak bij Michel met een kruis erop. Op deze ets is op de berg een komeet/ vallende ster te zien. Deze tekende hij ook op de ets ‘de herders’ uit 1982, waarin hij zijn visie op het Kerstfeest weergeeft: de ster van Bethlehem. Calvarie en de stal/ grot in Bethlehem = dood en leven. Als je de berg omkeert, heb je een vagina, de bron van het menselijk leven, maar ook het ultieme genot van de mannelijke seksualiteit. Er zit – in het algemeen – veel seksualiteit in het werk van Michel.
Een zwart vierkant op de achtergrond is nog een symbool waar ik over na moet denken. Mogelijk een restant uit 1987 waarin hij zich bezig hield met het Bijbelboek ‘Openbaringen’ en het symbolische getal 144. Hij maakte etsen en gouaches met de titel ‘honderd vierenveertig’. Hij schetste het beeld van ‘een nieuwe hemel en een nieuwe aarde’ en deed dit in de vorm van één of meerdere vierkant(en), soms in bladgoud, soms in zilver en regelmatig met zwarte inkt.
De middenlaag bestaat uit twee grote zwarte vlakken: rechts geheel zwart en links deels zwart. Ook in de tekening van de zwarte vlakken zit een spanning. Rechts zie je ronde lichte vlekjes en links. Veel is dualiteit bij Michel. Er tussenin een harige ‘spleet’. Twee vrouwenborsten met een mondje, uitlopend in een kaars. Het open mondje kan opnieuw als vagina gezien worden. De kaars is hier het symbool van de penis en de vlam is van goud en bevindt zich in het derde niveau van de ets: de hemel/ het universum. Als een vurige tong komt de vlam uit de hemel, als een goddelijk geschenk, want goud staat bij Michel symbool voor transcendent/ bovennatuurlijk. Zelfs de twee rode manen aan de hemel staan van elkaar afgekeerd.
Van beneden naar boven is er dus dualiteit. De twee zwarte vlakken zijn als onweerswolken, waar de spanning van de ‘ontlading’ voelbaar is. Het is de spanning tussen het mannelijke en het vrouwelijke. De centrale gouden vlam verschijnt als een goddelijke goedkeuring vanuit de hemel.
1992 – ‘touching you’
Er zit veel energie in deze ets, vooral seksuele. De ets is snel in toch twee evenwichtige delen op te splitsen: 1/3 is voor de vrouw links en 2/3 is voor de man rechts, afgescheiden door een etslijn. Links heeft warme kleuren en rechts is duidelijk koeler. Links is een verticale vrouw en rechts een verticale man met een erectie. Hun beide hoofden zijn omgeven met goud. Goud is voor Michel vaak het symbool van het goddelijke/ het eeuwige. Misschien zijn man en vrouw op dit moment in de ‘zevende hemel’? Zouden ze elkaar aantrekkelijk vinden?
Ze raken elkaar aan. De vurige penis onder geeft duidelijk de richting aan naar de vrouw toe. Daar is een witte opening als van een vagina. Als twee tegenovergestelden (zwart en wit) elkaar de hand reiken is er contact, maar de hand van de man bestaat voor het grootste deel uit een penis en een balzak, zwart en dominant. Ze zijn in spiegelbeeld met de blauwe vrouwelijke billen/ borsten links boven.
De techniek van de prent is opnieuw een hoogtepunt in het etswerk van Michel van Overbeeke. Hij heeft de etsplaat lang in het zuur laten liggen, omdat de randen aan alle kanten sterk ingevreten zijn. Er is sprake van veel aquatint. Hij heeft de etsplaat in drie kleuren ingewreven en geperst. Daarna schilderde hij grote delen van de ets in. Daardoor is elke plaat eigenlijk een unicum, omdat geen schildering precies als de vorige is. Ook voor het aanbrengen van het vierkantje met bladgoud rond de hoofden moet een bepaalde procedure gevolgd worden.
1992 – out of bed
Helaas heb ik deze ets niet in mijn verzameling en zal deze dus van een uitvergroting goed bekijken / lezen.
De ets ‘out of bed’ zal (zoals al zijn etsen) vooral intuïtief door Michel getekend zijn. Michel zit in 1992 (vind ik ) in de ‘nadagen’ van zijn etswerk – eigenlijk heeft hij alles al getekend en geëtst; vanaf 1966 beheerst het etsen een groot deel van zijn creatieve leven. Michel heeft tot ongeveer 1996 zo’n 500 etsen gemaakt en na 1996 nog enkele tientallen. Zijn etsen worden een soort dromen, waarin fragmenten bij elkaar geplaatst worden die soms wel en soms niet met elkaar in verbinding staan. Het mooie is dan weer dat de kijker intuïtief meegenomen wordt door het verhaal van Michel in zijn ets. Je blijft tóch gefascineerd naar deze ets kijken en telkens komen er nieuwe associaties in jou, als de kijker, naar boven. Je zoekt naar ‘hou-vast’ en daardoor verveelt de ets niet snel.
Alles wat je dus als kijker ziet (of leest) in de ets, zegt dus misschien meer over de beschouwer dan over Michel… Een goede ets is volgens mij als een boek, dat je openslaat en er een verhaal in leest. Je wordt als lezer in het verhaal opgenomen. Zo is ook een goede ets – je volgt als het ware de tekenlijn van de etsen en krijgt daar in je hoofd een verhaal bij.
Als ik de verhaallijn van deze ets zie, begin ik met kijken naar het handje centraal in het midden, onderaan. Die heeft – denk ik – niet voor niets een opvallende kleur. Die reikt iets aan of die houdt met de hand de mond van een gezicht gesloten. Naast het handje is een ladder of een weg die een verbinding vormt met de onderlaag en een ondersteunende functie heeft. Je kunt de hand ook in een tuintje zien. Legt het handje een hoofd op een soort tafel? Offerblok? Vanaf daar gaat een geel en een gestreept pad naar het bed, waar je recht bovenop kijkt. Rechts wordt voorzichtig de achterkant van het bed in perspectief geplaatst en links zie je de tralies van het hoofdeinde. Het bed zelf is een groot vierkant zwart en als het ware een groot gat / een niets. In dat niets is een gouden vierkant geplaatst en goud is voor Michel een metafoor van het goddelijke / transcendente. Tja, en wat gebeurt er in bed? Veel van deze tekeningen zijn seksueel geladen: een binnendringen / lippen / krullend haar / een opening / maan. Links van het gouden blokje wordt die penetratie nogmaals verbeeld. Maar de beweging vanaf het handje-naar-boven gaat verder en komt uit bij een kip / haan (draai de ets maar even om). De haan is voor Michel een teken / symbool van verraad – zoals de haan driemaal kraaide toen Petrus over Jezus zei dat hij hem niet kende. Er lijkt iets van verraad in dat bed zich te hebben afgespeeld. Maar de beweging gaat door: er vliegt iets als een vogel verder naar boven en verwaait in de wind die de linker kant op waait. In de wind zijn muzieknoten / eicellen / bolletjes / getekend die tenslotte eindigen als vingerafdrukken van Michel.
Het waaien van de wind naar links heeft een ‘tegenover’ in de tekening rechts van de ets. Bij Michel zie je heel vaak een dualiteit – ‘iets’ wat tegenover ‘iets anders’ staat. Dit geeft vaak een vorm van spanning. Kenmerk is hier het getal ‘vier’: vier borsten / vier huizen met ieder twee ramen / daarop een vierdeling als een eitje dat uit vier cellen bestaat. Het bevindt zich nog in de eierstok (?) en heeft nog een lange weg te gaan.
Vier is het symbolisch getal van de wereld: aarde, vuur/licht, water en lucht. Maar ook de vier jaargetijden en de vier windstreken. Alles is daaruit ontstaan. Het goddelijk (het gouden vierkant) staat tegenover het aardse en die spanning wordt slechts verbonden door een heel klein streepje tussen het bed en de tekening met alle vieren rechts.
Het goud op het zwarte bed is echt bladgoud. De ets is verder ingeschilderd en door de etsplaat lang in het zuur te leggen zijn ze randen scherp ingevreten.
1996 – different houses I
Toelichting op ‘different houses I’
De ets is uit 1996 – een van de laatste etsen, die Michel zal drukken. Hij gebruikt hiervoor één etsplaat, die vóór het persen met drie kleuren inkt wordt ingesmeerd: onderaan zwart, midden vaag groen-blauw en bovenaan blauw. Daarnaast is de ets deels met de hand ingekleurd, deels is de inkt verwijderd en daar blijft bij het persen van de ets de kleur wit over. Elke ets werd door hem en/of door een assistent(e) met de hand ingekleurd en daarom zijn er altijd kleine verschillen tussen dezelfde etsen te zien. Het bladgoud van de zon werd als laatste aangebracht. Elke ets is dus een unicum.
We gaan naar de basis / onderkant van de afbeelding.
Vanaf 1987 is het thema ‘berg’ een regelmatig voorkomend thema in de etsen van Michel. Een berg als symbool heeft bij Michel een tweevoudige uitleg: eerst gebruikte Michel hem als échte berg met er op een of drie kruisen. Michel verbeeldde zo het lijden en het machteloze verdriet van de mensen, zoals Christus aan het kruis op de Calvarieberg heeft gehangen. Maar als je de berg omdraait heb je niet veel fantasie nodig om er het vrouwelijke ‘schaamhaar’ in te ontdekken. Er zit regelmatig seksualiteit in de etsen van Michel ‘verstopt’.
Op deze ets is de berg de basis van twee tegen elkaar staande mensenfiguren, links de vrouw, rechts de man. Ze zitten met de buiken aan elkaar vast – eigenlijk zoals de Grieken de pas geschapen mens afbeeldden. In de Griekse mythologie gaat het verhaal dat na de schepping van de mens (man en vrouw zitten aan elkaar) die twee zo vaak ruzie met elkaar hadden, dat de goden op de Olympus er hoorndol van werden. Zeus nam een zwaard en kliefde man en vrouw los van elkaar. Het werd een stuk stiller op aarde, maar – zo gaat het verhaal – vanaf dat moment zijn de man en de vrouw voortdurend naar elkaar op zoek om weer een eenheid te worden… (maar dit even terzijde)
Rond het jaar 1996 is Michel regelmatig bezig met het thema ’communicatie’.
In veel werk van Michel wordt er een spanning opgebouwd tussen twee tegenpolen. Die polen zijn ook zichtbaar in de bovenkant: een gouden zon aan de kant van de vrouw en een rode maan aan de kant van de man. Bij die zon en maan kan je alles fantaseren. De gouden zon is als het ware het leven-brengende in het bestaan. De man cirkelt als een maan-satelliet om de zon en de vrouw. Zij geeft het licht en de liefde aan de man.
Laten we onderaan de ets beginnen. Onder in de berg zie je ledematen, een grote witte sliert (worm met bek / uiteinde van vagina?) en een ladder die ondergronds blijft. Het zijn voorwerpen / wolken/ kussens (?) die vragen oproepen. Ik herken wel twee wolken / kussens die hij vroeger in etsen als stoffen bekleding gebruikt heeft.
We gaan de geopende deur. Deze behoort niet tot de vrouw, maar is een ‘gebouw’ naast de vrouw. Alleen via deze deur kan je bij de vrouw komen. Op de eerste etage komen de ladders niet tot aan het plafond. Toch moet je dit obstakel nemen om op de 2e etage te komen. Want op de tweede etage is namelijk de verbinding met de vrouw via een ladder.
Een ladder is bij Michel vaak de weg om ergens te komen – een verbinding tussen eenheden.
De ladder gaat niet naar boven, maar naar beneden. Er is zelfs een tree gebroken – weer een moeilijkheid. Zo kom je in een ruimte waar – heb ik het idee – de slaapkamer is. Het is de enige kamer die ‘ingericht’ is. De andere ruimten kennen alleen ladders die een verbinding maken met ‘beneden’ en ‘boven’. Soms doorsneden door al dan niet gekleurde wormen. Het lijkt wel of zij ook iets van verbinding willen uitdrukken.
Als ik moet samenvatten: deze ets wil de moeilijkheid van de communicatie tussen vrouw en man uitbeelden. Man en vrouw zijn ‘verschillende huizen’, zoals een lichaam ook een huis genoemd kan worden. Ik ‘woon’ immers in het huis van mijn lichaam. Zolang ik leef woont mijn levensadem / geest / ziel in mijn lichaam. Ga ik dood, dan blijft mijn dode lichaam achter in het stof van de aarde. De geest verdwijnt achter de horizon. Over dit thema heeft Michel – na de dood van zijn schoonmoeder – in 1974 meerdere etsen gemaakt.