De Heilige Fotini, de Samaritaanse vrouw bij de bron
Enige tijd geleden stond er opeens een foto van een ikoon op het e-mailadres van het Tijdschrift Eikonikon. Uit een erfenis verkreeg Max Linsen deze ikoon, waarop een vrouw met een glas of een beker in haar hand staat. Hij leek niet – schreef hij – ‘op de ikonen die op de website van Eikonikon staan’. Of wij er misschien iets meer van wisten? Dat bleek niet erg moeilijk, want haar naam staat rechts van haar hoofd: ‘Hag…(?) Photeinè’ of te wel: de heilige Fotini. Omdat haar naam op vele manieren wordt geschreven, was het even puzzelen. Zij blijkt de Samaritaanse vrouw te zijn met wie Jezus in gesprek kwam bij de put van Jacob in de buurt van Sichar.
Johannes schrijft over Jezus in gesprek met een Samaritaanse
In het vierde hoofdstuk van het evangelie van Johannes wordt uitvoerig het verhaal verteld van Jezus die op het heetst van de dag bij de Jacobsbron met een Samaritaanse spreekt. In het gesprek met haar zegt Jezus: ‘Ieder die drinkt van dit water, krijgt weer dorst. Maar wie drinkt van het water dat ik hem geef, krijgt in eeuwigheid geen dorst meer. Integendeel, het water dat ik hem zal geven, zal in hem opborrelen als een bron van eeuwig leven.’ Hij vertelt haar ook, dat Hij de Messias en de redder van de wereld is. De Samaritaanse gaat terug naar Sichar en vertelt aan iedereen dat zij de Messias ontmoet heeft. ‘En nog veel meer inwoners kwamen er tot geloof door zijn woord.’ Vele Samaritanen uit die streek komen tot het inzicht dat Hij ‘werkelijk de redder van de wereld is.’
Het vragen van Jezus aan de Samaritaanse om water en vanwege het aanbod van Jezus om haar ‘levend water’ te geven zijn dan ook de reden dat de heilige Fotini op ikonen meestal met een kruik, een kan of een emmer wordt afgebeeld.
Het levensverhaal van Fotini
Op het moment dat de Samaritaanse Jezus ontmoet, leeft Fotini met haar zesde man, ‘die haar man niet is’, merkt Jezus op. Omdat ze op het heetste moment van de dag (het zesde uur) water gaat putten, probeert ze mogelijk de andere inwoners van Sichar te ontlopen. Misschien schaamt zij zich voor haar levenswijze. De Samaritaanse gelooft in de Messias, gaat terug naar de stad, maakt opnieuw contact met haar medeburgers en brengt ze naar Christus. Zo wordt Christus haar zevende en volmaakte bruidegom. Zeven is in de symboliek van getallen het volmaakte getal.
Het verhaal gaat, dat de Samaritaanse zich met haar vijf zussen en haar twee zonen (die allemaal martelaar worden) bij het Pinksterwonder liet dopen. Ze werd overtuigd volgeling van Christus en ze reisde als belangrijk persoon binnen de gemeenschap rond de evangelist Johannes naar alle windstreken om het goede nieuws van de komst, het leven, lijden, dood en opstanding van de Messias te verkondigen. Gezien meerdere fresco’s in de catacomben ( de oudste is uit de 1e helft van de 3e eeuw en te zien in de catacombe van Callisto) was Fotini in Rome zeer bekend. In Griekse preken van de vierde tot de veertiende eeuw wordt zij zelfs ‘apostel’ en ‘evangelist’ genoemd.
Byzantijnse hagiografen ontwikkelden later het verhaal van de Samaritaanse vanaf het moment van haar bekering. Bij haar doop op het Pinksterfeest ontving zij de doopnaam Fotini, dat ‘verlichte’ of ‘stralende’ betekent. In het Russisch en het Slavisch is haar naam ‘Svetlana’.
Toen Nero, de keizer van Rome, christenen begon te vervolgen, reisde zij na een droom waarin Christus haar verscheen, met haar zoon Joseph en vele medechristenen van Carthago naar Rome. Fotini’s komst en activiteiten wekten daar nieuwsgierigheid op. Iedereen sprak over haar: ‘Wie is die vrouw?’ Voordat Nero zijn soldaten had bevolen haar te arresteren, stond ze al bij hem met een aantal medechristenen op de stoep. Nero vroeg haar verbaasd, wat ze kwam doen. ‘Wij zijn gekomen om je te leren geloven in Christus’, antwoordde ze. De keizer vroeg naar hun namen en of ze allemaal bereid waren om voor Christus te sterven. ‘Ja,’ zei Fotini ook namens de anderen. ‘Voor de liefde van Hem verheugen wij ons daarop en in Zijn naam zullen we graag sterven.’ Nero beval nu zijn beulen om hen gedurende drie uur met ijzeren staven op hun handen te slaan. Aan het einde van elk uur nam een andere beul het slaan over. De heiligen echter voelden geen pijn en er gebeurde ook niets met hun handen. Fotini haalde een psalm aan: ‘God is mijn hulp. Wat een ander mij ook aandoet: ik zal niet bang zijn.’
Alle mogelijke folteringen
Verward door het uithoudingsvermogen en het Godsvertrouwen van de christenen gaf Nero het bevel om de mannen in de gevangenis te gooien. Fotini en haar vijf zussen werden naar de gouden ontvangstzaal in het keizerlijk paleis gebracht. Daar moesten de zes vrouwen op gouden tronen gaan zitten. Voor hen stond een gouden tafel met gouden munten, juwelen en prachtige jurken. Nero hoopte de vrouwen te verleiden door dit vertoon van rijkdom en luxe. Vervolgens gaf hij zijn dochter Domnina met haar slavinnen de opdracht om met Fotini en haar zussen te gaan praten.
De uitkomst was verrassend: Fotini omarmde en kuste Domnina en vertelde haar over Jezus van Nazareth. Domnina en haar honderd slavinnen kwamen tot geloof en lieten zich allemaal dopen. De dochter van Nero kreeg de doopnaam Anthousa en ze gaf haar slavinnen de opdracht om het goud en de juwelen die op tafel lagen aan de armen van Rome uit te delen.
Keizer Nero was razend. Hij veroordeelde Fotini en haar metgezellen tot de dood door het vuur. De oven brandde zeven dagen. Toen de deur werd geopend, zag men dat het vuur hen niet had geschaad. Daarna wilde de keizer hen met gif doden. Fotini bood aan om als eerste de gifbeker te drinken. ‘O Keizer,’ zei ze, ‘Ik zal als eerste het gif drinken, zodat u de kracht van mijn Christus en God kunt zien.’ Hoewel iedereen de gifbeker dronk, liep niemand er schade van op. Alle bekende folteringen werden op hen losgelaten, maar de heiligen overleefden alles om ongedeerd hun vervolger Nero te beschimpen en te bespotten.
Drie jaar lang werden ze in een Romeinse gevangenis opgesloten en Fotini maakte er een ‘huis van God’ van. Vele Romeinen kwamen naar haar toe, bekeerden zich en werden gedoopt. Tenslotte liet keizer Nero allen behalve Fotini onthoofden. Ze werd eerst in een droge put gegooid en later naar een gevangenis gebracht. Ze was eenzaam en ze bad tot God om haar uit dit leven te verlossen. In een van haar stille nachten verscheen God aan haar en Hij zegende haar driemaal. Daaruit putte Fotini moed. Lange tijd later, terwijl zij aan het bidden was, nam God haar ziel tot zich.
Ten slotte
Vele generaties Orthodoxe gelovigen bidden:
Verlicht door de Heilige Geest, glorierijke Ene,
heb je het water van het heil van Christus de Redder gedronken.
Met open hand geef je het aan hen die dorst hebben,
heilige martelaar Fotini; je bent gelijk aan de apostelen.
Bid tot Christus om redding van onze ziel.
( Hymne voor H. Fotini, volgens het Byzantijnse gebruik.)
Volgens de overlevering heeft Fotini een diep gelovig, dapper en boeiend leven gekend. Er bestaan nog meer vrome vertellingen over haar, o.a. dat zij in een put werd gegooid en daarin verdronk. Ook over haar zus Fotida zijn verhalen van haar martelaarschap bekend. Fotida zou bijvoorbeeld haar gevilde huid in het gezicht van Nero hebben gegooid. Ze werd gedood, doordat ze tussen twee neergebogen dennenbomen werd vastgebonden; men liet de bomen losschieten, waardoor zij in tweeën werd gescheurd.
Er is geen eenduidige bron voor het levensverhaal van de H. Fotini. Mogelijk zijn in de loop van de eeuwen enkele verhalen van martelaren bij haar, bij haar vijf zussen en twee zonen samengekomen. Ze is ongetwijfeld een van de vrouwen, die in de eerste eeuw na Chr. moedig en vastberaden het leven, sterven en verrijzen van Christus heeft gepreekt en daar als martelares met haar leven voor moest betalen.
Het Griekse Athosklooster Grigoríou beheert haar schedel als relikwie. Haar verering is vooral op Kreta bekend en van latere datum. Haar gedenkdag wordt op verschillende dagen in verschillende landen gevierd op 26 februari, 20 maart, 6 mei en 20 augustus.
Bronnen o.a.:
– Saints and Sisterhood: The Lives of Forty-Eight Holy Women, E. C. Topping
– Athos, Leben – Glaube – Kunst, Paul Huber
– The Prologue from Ochrid, Lives of the Saints and Homilies for every Day in the Year – Bishop Nikolai Velimirovch
– www.orthodox.net/questions/samaritan_woman