Gebeden

Deze gebeden zijn als het ware ‘halffabricaten’!  Ze zullen  zo goed mogelijk worden aangepast.

De familie bepaalt natuurlijk zelf de mate van religiositeit van het afscheid en natuurlijk wordt ‘hij’ ‘zij’, ‘u’ kan ‘jij’ worden enzovoorts…

Deze lijst met gebeden is enigszins chronologisch ten aanzien van het afscheid  geordend: gebeden bij het graf staan bijvoorbeeld achteraan.

.

.

Aansteken van de kaarsen rond de kist bij de opening van de dienst     (c 01)

We steken kaarsen aan
Een klein vuur
Elk lichtje een teken van liefde en van warmte
die u verspreidde.

Licht van uw liefde
Licht van uw lachen
Licht van uw zorgen
Licht van uw zingen
Licht van uw werken
Licht van uw dromen
Licht van uw leven…

Stilte

Bidden wij tot de Eeuwige:
moge Uw licht
ons blijven verlichten
en het eeuwig licht verlichte ons.
Zo zal ‘licht’ ons blijvend verbinden
en zal ons troosten,
bij zon en bij maan,
in lief en leed,
in donker en kou.

Lied: Als alles duister is     (c 1a)

Als alles duister is
ontsteek dan een lichtend vuur
dat nooit meer dooft,
een vuur dat nooit meer dooft.
Enz. ( Een meditatief lied uit Taizé)

Een roos – afscheidsgebed     (c 02)

Adem houdt op,
warmte wordt kilte,
diepe kilte als van de dood.
En lachten wordt stilte,
echo van vragen, dat geen antwoord vindt.
Maar een mensennaam kan niet vergaan,
Niet verzinken in oneindig niets.
Uw naam ………………………………….
heeft klank en toon gezet
van hoe de uwen verder gaan in gemis,
maar ook in het vertrouwen,
dat leven léven wordt,
als er maar genoten wordt,
desnoods gevochten en geknokt,
maar vooral ook: geliefd en gelachen.
Zo wordt uw naam als een roos aan ons hart,
bloeiend voor altijd,
geurig en welriekend,
maar ook doornig, stekend.
Want u bent er niet meer, als wij u roepen;
en ons zoeken zal nooit vinden worden.
Geen samen lachen en geen aanraking meer.
Maar in de stilte
zult u bloeien aan ons hart,
als een schitterende herinnering,
levend, tegen alle logica en dood in.
Nee vergeten zullen wij u niet ………………………….
wees gerust,
rust nu maar zacht,
rust in vrede.

Dodenakker     (c 03)

Het was uw wens, ……………………..
om als zaad in de aarde te worden gezaaid.
Daarom vertrouwen we uw lichaam toe aan deze akker,
waarin het, verborgen voor onze ogen,
zal terugkeren naar zijn oorsprong.
Het zal deel worden van de eeuwige kringloop
van al het sterfelijke.
‘Stof zijn wij immers als mensen,
en op Zijn tijd zullen we tot stof wederkeren’.

Boven uw lichaam in deze dodenakker
zal het menselijke leven in uw kinderen en kleinkinderen
zich voltrekken in heel zijn volheid.

De kringloop van de seizoenen
zal deze akker beroeren.
Hij zal worden gekoesterd door de zon
en met vruchtbare regenbuien worden doordrenkt.
De koude vingers van de winter
zullen er niet aan voorbijgaan.
Allerlei herinneringen aan u staan in onze ziel gegrift,
in alle seizoenen van ons leven.
Onze tranen, vaak verdrietig, maar misschien ook dankbaar om wie u was,
zullen hier vrijelijk mogen lopen.

We zullen uw naam blijven noemen,
omdat ons leven in het uwe is geworteld:
uw naam, door mensen gegeven, maar nog meer door God gekend:
…………………………..
geboren: ……………………
gestorven: ……………………..

Ik zegen hierbij uw graf /
Rust op deze plek in de eeuwige vrede /
in moeder de aarde – in Gods Hand. Amen

Openingsgebed     (c 04)

Ik noem Uw naam, mijn Heer en mijn God,
ik zegen U,
dit moment van bezinning,
deze dag, die Gij ons geeft.
Ik bid tot U, vol van allerlei gevoelens,
in geloof en ongeloof
en in herinnering aan ………………

Gij, Eeuwige,
Gij zijt een God van levenden,
hebben de mensen altijd over U gezegd.
U wilt er altijd voor ons zijn –
eeuwig en trouw,
op leven en dood.

U, Heer, heeft Uw Zoon, Jezus van Nazareth,
naar ons gezonden,
om Uw naam te verankeren in ons hart.

Hij was het
die als eerste uit de dood opstond
en zichtbaar maakte,
dat Gij een God van levenden wilt zijn –
zelfs over de grens van onze dood heen.

Heer God,
wij bidden bij ………………….
dat hij zijn uiteindelijke rust mag vinden in Uw veilige handen.

Wij bidden ook voor alle andere mensen die hun dierbaren hebben verloren.

En wij bidden tenslotte ook voor elkaar:
dat wij de waarde en de broosheid
van ons eigen leven mogen inzien
en dat wij troost mogen vinden in Uw woord,
dat zichtbaar en ervaarbaar wordt
in onze zorg, solidariteit en aandacht voor elkaar.
Amen

Openingsgebed     (c 05)

Onuitsprekelijke, Eeuwige God,
wij proberen tot U te bidden,
en stamelen oude woorden over U,
die al zoveel mensen in het verleden overeind gehouden hebben
– woorden, die troost en berusting gaven.

Een eeuwenoud woord uit een psalm zegt dat
“Onze namen staan geschreven in Uw hand” –
onuitwisbaar geborgen in Uw hart.
Wij danken U voor alle liefde
die wij mochten ervaren
in de man van wie wij hier afscheid moeten nemen, van …….. (naam)
Dat zijn leven,
volbracht in zwakheid en sterkte,
in ziekte en gezondheid,
in vrees en hoop,
in moeilijke, maar ook in mooie dagen,
mag opgenomen zijn in Uw schoot van ontferming.

Wij bidden U,
dat hij deel mag blijven hebben aan de mensheid
die gestaag op weg is naar zijn voltooiing,
waarvan U, Eeuwige, de bezieler bent.
En doe ons om hem
– uit kracht van U en in solidariteit met elkaar –
verder gaan in liefde voor het leven.
Amen

Openingsgebed     (c 06)

Gij, Heer God, Schepper van al wat leeft en
verborgen bron van ons bestaan,
Gij kent de bestemming van elk mensenkind.

Gij trekt een leven lang met ons mee op,
hoe onze levensweg ook gaat.

Gij, Heer God, kent de verborgen diepten van iedere mensenziel.
Gij weet wat een mens beweegt – een leven lang.

Zie ons hier bijeen:
opnieuw heeft de dood het leven van een lief medemens genomen.
Ze maakt ons sprakeloos en laat ons met lege handen achter.
We nemen vandaag afscheid van……

Wij geloven
dat U in staat bent het leven van …… te voltooien
en dat U het kostbaarste van deze mens
niet verloren zult laten gaan.

Schenk haar Uw liefde
en de eeuwige geborgenheid van Uw veilige Handen.

En geef ons, Heer, onderlinge solidariteit om dit verlies met elkaar te delen.

Zo bidden wij tot U,
vandaag en al de dagen die Gij ons te leven geeft.
Amen

Gebed in de lente     (c 07)

Ik dank U voor de lichte zonnestralen
en voor de merel, zingend voor mijn raam,
en voor de rust die ‘k in mijn hart voel dalen.
Omdat ik U mag noemen bij Uw naam,
en dat het lente wordt, en Gij de aarde
wilt strelen met Uw sterke Scheppershand;
omdat ik weet: mijn levenstuin heeft waarde:
U heeft er zelf Uw bloemen in geplant!

Geef dat de bloesemknoppen niet bevriezen,
maar openbloeien in Uw lentezon,
en laat mij niet de stille vreugd verliezen
dat ik, ook ík, nog voor U bloeien kon!

(Een vlinder van God – Nel Benschop)

Geloofsbelijdenis (naar pater Roger Lenaers)     (c 08)

V. Ik geloof in God, oneindige liefde,
die zich soeverein uitdrukt in de evolutie van kosmos en mens.

A. En in Jezus, onze Messias,
zijn unieke menselijk evenbeeld,
geboren uit menselijke ouders, maar toch geen mensenwerk,
wel volledig vrucht van Gods initiatief van redding.

V. Die de weg van lijden en dood gegaan is,
op last van Pontius Pilatus gekruisigd is,
gestorven is en begraven,
maar niettemin in volheid leeft,
want volkomen opgegaan in God
en daardoor een goddelijke kracht van heil geworden,
die de hele mensheid tot haar voltooiing zal brengen.

A. Ik geloof in de inspirerende werkzaamheid Gods Geest
en levensadem
en in de wereldwijde gemeenschap
waarin Jezus Christus verder leeft
en in Gods aanbod om ons te genezen
en te herscheppen tot mensen, zoals God dit bedoeld heeft.
Ik geloof in de goddelijke toekomst van de mensheid,
een toekomst van leven in Gods veilige handen.

Amen.

Gebed voor de Communie     (c 09)

Gij, Heer God, die weet wat in mensen omgaat
aan hoop en twijfel,
domheid, drift, plezier, onzekerheid.
Gij die ons denken peilt en ieder woord naar waarheid schat,
en wat onzegbaar is onmiddellijk verstaat;
Gij toetst ons hart
en Gij zijt groter dan ons hart.
Op elk van ons houdt Gij Uw oog gericht.

En er is niemand, of hij heeft een naam bij U
en niemand valt, of hij valt in Uw handen,
en niemand leeft, of hij leeft naar U toe.

Maar nooit heeft iemand U gezien,
in dit heelal zijt Gij onhoorbaar,
en diep uit de aarde klinkt Uw stem niet
en uit de hoogte ook niet.
En niemand, die de dood is ingegaan,
keerde ooit terug om ons van U te groeten.

Aan U zijn wij gehecht, naar U genoemd.
Gij alleen, Heer, weet wat dat betekent.
Wij gaan de wereld door met dichte ogen.

Maar soms herinneren wij ons een naam,
een oud verhaal, dat ons is doorverteld,
van vader op zoon – van moeder op dochter –
over een mens, die vól was van uw kracht:
Jezus van Nazareth.

In Hem zou Uw genade zijn verschenen,
Uw mildheid en Uw trouw.
In Hem zou voorgoed aan het licht zijn gekomen,
hoe Gij, Heer God, bestaat:
Barmhartig en eeuwig – altijd met ons onderweg.

Uw Zoon Jezus was, zoals wij zouden willen zijn:
een mens van God, een vriend, een licht, een herder;
één, die niet ten eigen bate heeft geleefd,
en niet vergeefs, onvruchtbaar, is gestorven.
Een, die in de laatste nacht, dat Hij nog leefde,
met zijn vrienden en vriendinnen het brood gedeeld heeft.
En Hij vroeg toen aan hen, die zijn leerling wilden zijn – in Zijn Geest –
dit delen en eten vaak in liefde met elkaar te doen:
om Hem zo elke keer weer te gedenken.

Daarom nemen wij tot Zijn gedachtenis dit gezegende brood
en delen en eten het met elkaar;
om goed te weten wat ons te wachten staat,
als wij proberen te leven – zoals Jezus ons heeft voorgeleefd.

Als Gij, Eeuwige God, Jezus van Nazareth van de dood hebt gered,
als Hij, dood en begraven tóch leeft bij U:
red dan ook ons en houd ons in leven.
Haal ook ons door de dood heen
en maak ons nieuw.
Amen

Moment voor een stil persoonlijk gebed

Laten wij samen het gebed bidden, dat Jezus ons geleerd heeft: het Onze Vader
(Huub Oosterhuis)

Geloofsbelijdenis (van Nicea 324 na Chr.)     (c 10)

Ik geloof in God, de almachtige Vader,
Schepper van hemel en aarde,
en in Jezus Christus, zijn enige Zoon, onze Heer,
die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria,
die geleden heeft onder Pontius Pilatus,
is gekruisigd, gestorven en begraven,
die nedergedaald is ter helle,
de derde dag verrezen uit de doden,
die opgestegen is ten hemel,
zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader,
van daar zal Hij komen oordelen, de levenden en de doden.
Ik geloof in de Heilige Geest, de heilige katholieke kerk,
de gemeenschap van de heiligen, de vergeving van de zonden,
de verrijzenis van het lichaam en het eeuwig leven. Amen.

Moderne geloofsbelijdenis     (c 11)

Ik zal niet geloven in ‘hebben en houden’, in ruzie en oorlog, in gebalde vuisten.
Ik wil geloven in geven en ontvangen, in uitpraten en vergeven, in open handen.
Ik zal niet geloven dat mensen beter zijn, omdat ze meer verdienen, groter wonen, handiger en verstandiger zijn.
Ik wil geloven dat mensen beter zijn, omdat zij meer zorg hebben voor hun medemensen.

Ik zal niet geloven in muren, grenzen, rassen.
Ik wil geloven in vrije landen, open huizen en gastvrije mensen – in alle kleuren van de regenboog.

Ik zal niet geloven in een ongelukkig einde – alles vervuild en geconsumeerd.
Ik wil geloven in een nieuw begin – alles hersteld en gelijk verdeeld.

Ik zal niet geloven in de angst om te sterven.
Ik wil geloven in de vreugde om te leven, samen met zo velen.

Ik zal niet geloven in een geest die ons van elkaar gescheiden houdt.
Ik wil geloven in de Geest van God, dat is de Geest van Jezus, die mensen samenbrengt – tot alles in Hem is voltooid.

God weet komt het goed     (c 12)

God weet komt het goed,
een rechtvaardige wereld
waar niet de dood heerst.

Je denkt na de dood:
een veel grotere ruimte
waar je terecht komt.
Waar we kunnen, wat we nooit konden,
oogsten wat we niet hebben gezaaid.
Woorden, die niet bestonden,
bedachten we, maar ze bestonden.
Of gaan we in vlammen op?
Of word je een vlam in de zon?

God weet komt het goed,
een rechtvaardige wereld,
waar niet de dood heerst.

Misschien nog op deze onschatbare aarde
eeuwen van schoonheid,
onder open hemelwijd landschap,
licht-rivieren, verte in blauw,
rotsen, eiken – woud-valleien en stenen in tuinen.
En stilte, groter dan taal.
En liefde, sterk als de dood.

God weet komt het goed,
een rechtvaardige wereld,
waar niet de dood heerst.
(Huub Oosterhuis)

Gebed voor de Communie     (c 13)

Blijf bij ons, Heer, heb deel aan ons leven,
juist nu wij afscheid moeten nemen van
…..
Leer ons lief en leed te delen met elkaar.
Dan zullen wij U herkennen
bij het delen van het Brood.
Blijf bij ons Heer,
schenk ons deel aan Uw leven.
Dan zal de wereld ons kennen
aan ons breken en delen.

Blijf bij ons Heer, spreek ons aan
en leer ons luisteren naar elkaar.
Dan zullen wij U herkennen
als U zich tot ons wendt.
Blijf bij ons Heer,
open onze oren en ogen
en leer ons horen en zien met ons hart;
dan zullen wij U ontmoeten in hen,
die onze hulp nodig hebben.

Blijf bij ons Heer, trek met ons mee op,
en leer ons elkaar te vergezellen.
Dan zullen onze stappen licht worden
op de weg naar het Leven.
Blijf bij ons Heer, ga ons vooruit,
en leer ons anderen voorgaan;
dan zullen meer mensen
op weg durven gaan met U.

Laten wij samen het gebed bidden, dat Jezus onszelf heeft geleerd.

Gebed na de communie     (c 14)

Wij danken U, Heer God, voor …………. die ons zo nabij en dierbaar was
en nu uit ons leven is verdwenen.
Wij danken U voor alle hartelijkheid en liefde, die van hem is uitgegaan.
Zijn leven was daardoor voor ons – en vele anderen – van grote betekenis.

In hem mochten wij zien
hoe een mens met vallen en opstaan,
soms met pijn en moeite
en met liefde voor zijn naaste en de natuur,
door het leven is gegaan.
Laat Heer God, het goede van ……………..in ons blijven voortleven.
Dat vragen wij u, gesterkt door Uw Gezegend Brood,
dat wij van U mochten ontvangen.

Wij willen ook voor elkaar bidden,
dat wij elkaar in het verdriet mogen steunen.
Dat wij het verlies niet wegpraten, niet ontvluchten,
maar dat wij – wetend van de broosheid van ons leven –
zorg hebben voor ieder, die welk verlies dan ook moet dragen.

Dit vragen wij U, Eeuwige, Ongeziene, God van hemel en aarde,
vandaag en al de dagen van ons lieve leven.

Amen.

Afscheidsgebed     (c 15)

God zij met ons.
Ga in vrede, onze levensweg ligt nog open.
God gaat met ons mee.
Hij ruimt alle belemmeringen op.
Hij zal zorg voor ons dragen.
Hij zal in onze schaduw lopen.
Hij legt zich bij ons neer als we gaan slapen.

Hij blijft bij ons.
God zij met ons – Moge ook wij de Eeuwige nabij blijven.
Familieleden en bekenden van ……………………..
het lichaam van deze mens, van wie wij hielden,
hebben wij nu voor het laatst in ons midden.
Wij dragen hem over aan de levende God.

………… (voornaam) zo mochten wij je kennen.
Aan het begin van jouw leven kreeg je die naam.
‘Water ten leven’ was er voor je toen je in de kerk gedoopt werd,
toen jouw naam voor het eerst klonk –
hier in deze christengemeenschap.
Met ‘water ten leven’ zegen ik je,
nu jouw leven volbracht is.

(Zegenen met wijwater)

…………….( voornaam), wij omringen je met wierook
zoals wij zo goed mogelijk jou met liefde en aandacht
hebben omgeven tijdens je leven.
We zwaaien jou de lof toe die je verdient.
Zoals deze rook opstijgt naar de levende God,
zo gaan onze gedachten en gebeden met jou mee.
Je blijft in alle dierbare herinneringen in ons leven.

(Zegenen met wierook)

……………….. (voornaam), wees zó gekend en gezegend,
en laat er zegen zijn voor ons allen,
vandaag – en alle dagen van ons leven.
Moge Gods trouw en troost met ons zijn.
Moge wij zorg voor elkaar hebben,
zolang God ons te leven geeft
en moge Hij ons zegenen:
In de naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest.

Afscheidsgebed     (c 16)

Om de laatste eer te brengen aan ……
om recht te doen aan zijn leven en sterven
zijn we hier rondom het dode lichaam
dat ons van hem is overgebleven.

Wij vertrouwen op God,
bron en mysterie van het leven,
dragende kracht van ons bestaan,
liefde ten einde toe.

We spreken uit, wat we verlangen en geloven
dat de dood niet het einde is.
Onze God is immers een God van liefde en van leven.

Meer dan zijn lichaam is ons gebleven:
de herinnering aan zijn persoonlijkheid,
zijn bewogenheid om mensen,
zijn verbondenheid met familie en vrienden en
zijn aandacht voor het Evangelie.

Hij was een persoonlijkheid met een naam:
………………………
Deze naam spreken we hier uit met eerbied en genegenheid.
Wij bidden:
Eeuwige God,
begin en einde,
herinner U zijn naam,
de naam die hij van mensen heeft ontvangen,
de naam waarin hij wordt gekend,
ook al is hij gestorven,
de naam die Gij geschreven hebt in de palm van Uw hand.

In het vertrouwen dat God ………………..
voorgoed zal opnemen in Zijn Liefde,
zegen ik zijn lichaam met water,
bron van leven.

In liefde omgeef ik zijn lichaam met wierrook,
beeld van de Eeuwige die hem draagt
en opneemt in Zijn vreugde en vrede:
leven voorgoed en voor eeuwig.

Laat ons nu gaan in vrede
om het lichaam van …………..
dat we voor het laatst in ons midden mochten hebben,
weg te dragen naar zijn graf.

Wij geven hem uit handen.
We leggen hem neer in de aarde, dierbare moedergrond.
We leggen hem neer in de handen van de levende God.
Dat de engelen hem mogen begeleiden,
dat wij gezegend mogen zijn,
in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Afscheidsgebed     (c 17)

Wat is ………………., die hier ligt, nog dichtbij ons,
maar ook: wat is hij al ver van ons verwijderd.
Bij zijn vaderen – zijn voorgeslacht – verzameld, zo zegt de Bijbel.
Hij is de weg gegaan, die ieder menselijk wezen gaat:
de weg van hen die hem hun leven en hun erfelijkheid gaven,
de weg van alle vlees – de weg, die elk schepsel gaat: de weg door de dood.
Zijn gestalte wordt spoedig teniet gedaan.

Bij de dood, zo heeft men vaak gezegd,
bij de dood wordt de ziel van het lichaam gescheiden.
Het lichaam vergaat tot stof,
maar de ziel leeft voort bij God – in een hemel –
in een ondenkbaar land achter de horizon van ons bestaan.
Ik zeg het dan met de woorden, zoals de bijbel dit verwoordt:
“Hij zal verrijzen!”. Hij zal leven in de eeuwige belofte van God.

Met zo’n uitspraak worden wij opgeroepen om te vertrouwen,
dat ook …………. – in Gods liefde –
bezig is te gaan verrijzen.

Hoe moeten wij ons dan die belofte van die hemel,
van die verrijzenis voorstellen?
als een soort bestaan, waarvoor wij geen naam weten?
Als een land, waar oorlog, ziekte, lijden en eenzaamheid afwezig zijn?
Of moeten wij ons juist licht, vrede en liefde voor ogen stellen?
Wij weten niets van het hoe.
Wij hebben niets anders voor ogen dan deze dode,
ons lief medemens, ……………………..
Maar ons wordt – in ons broze en kwetsbare geloof,
aangeboden tastenderwijze te geloven in een leven na dit leven.
Maar het hoe is verborgen:
het zal voor ons levenden altijd een mysterie – een gesloten boek – blijven.

Zoals een kind, dat leeft in de schoot van zijn moeder,
niets weet van de kleuren, de dingen, de dieren, de mensen,
de verten en het bestaan van onze wereld, zoals wij die kennen –
Zo hebben wij, die leven, geen vermoeden,
wat Gods liefde aan mensen kan en wil geven in de dood.

Daarom Heer God, willen wij bij …………….
ons vertrouwen in U tot uitdrukking brengen –
Wij willen de bijzondere waarde van ons leven en ons bestaan erkennen.
Want zoals in de hartenklop – in de moederschoot –
ons latere leven al verborgen is,
en zoals – bij de mensen – vóór de geboorte
warmte en liefde al een aanvang nemen,
zo geloven wij,
dat in ons aardse bestaan al begonnen is:
“Wat geen oog heeft gezien,
en geen oor heeft gehoord”,
en in geen mensenhart is opgekomen,
wat U, Heer God – achter de horizon van ons menselijk bestaan –
bereidt voor die U liefhebben.
Wij bidden U, Heer, laat ………. blijven voortleven in onze herinneringen,
maar vooral ook in Uw eeuwige en barmhartige liefde.
Amen.

Dat hij mag rusten in vrede. Amen.         Zegenen wierook

Gebed aan het graf     (c 18)

Om de laatste eer te brengen
aan deze medemens,
om recht te doen aan zijn leven en sterven,
staan wij hier rondom het dode lichaam,
dat ons van hem is overgebleven.

Wij spreken uit – in tastend geloof –
dat dit niet het einde is,
dat onze God een God van levenden is.

Meer dan zijn lichaam
is ons de naam van deze lieve medemens gebleven:

***********************
geboren: *******************
Overleden: *****************

Uw naam spreken wij hier uit met eerbied en genegenheid,
en wij bidden:
Heer, God, herinner U zijn naam,
die hij van mensen heeft ontvangen
en waarin hij gekend wordt,
ook al is hij gestorven,
die naam,
die Gij geschreven hebt in de palm van uw hand.

Ten teken van onze christelijke hoop,
dat God het werk van zijn handen nooit laat vallen,
dat God op ieder van ons wacht achter de horizon van ons leven,
en
om te getuigen van ons tastend en broze geloof,
zegen ik dit dode lichaam:

In de naam van de Vader, de Zoon en de H. Geest.

Laat ons nu gaan in vrede om datgene wat hem heilig was
voort te zetten in ons eigen leven.
Wij mochten hem voor het laatst in ons midden hebben.
Wij laten hem nu achter in zijn graf.
Wij geven hem uit handen – we leggen hem neer in de aarde:
in de handen van de levende God.

Niemand leeft voor zichzelf, niemand sterft voor zichzelf.
Wij leven en sterven voor God onze Heer, aan Hem behoren wij toe.

Dat hij mag rusten in vrede. Amen.

Gebed om kracht, moed en onderscheidingsvermogen     (c 19)

Heer, geef ons de kracht om de dingen te aanvaarden
die onvermijdelijk zijn.

Geef ons de moed om de dingen te veranderen
die veranderd moeten worden.

En geef ons boven alles de wijsheid
om die twee van elkaar te onderscheiden.

(G.K. Chesterton)

Gebed voor een dode     (c 20)

Geef uw heerlijkheid, uw toekomst en uw trouw
aan deze gestorven mens.
Wij kunnen niet geloven,
dat zijn leven vergeefs voorbij is gegaan
en dat hij, wat hij voor mensen heeft betekend,
nu verloren is.

Maar wij verenigen ons in het broze geloof
dat ook ………….. kende
– wij voelen ons verbonden met de Eeuwige –
ten einde toe zijn God en onze God.

Wij danken U, God
voor alle vriendschap, die van hem is uitgegaan
en voor de vrede die hij onder mensen heeft gebracht;
en dat hij, zo vergankelijk als hij was,
een mens geworden is om blijvend van te houden.

Wij bidden U
dat wat hij heeft geleefd
ten goede zal komen aan deze wereld;
dat wat hem heilig was, geëerd mag worden
door mensen die na hem komen;
en dat hij in alles, waarin hij groot is geweest
tot ons – in onze herinnering – mag blijven spreken.

Wij bidden U, Eeuwige,
dat wij, die met hem waren verbonden,
de kwetsbaarheid en tijdelijkheid van ons eigen leven
mogen begrijpen.
Mogen we daardoor ons eigen bestaan beter en dieper begrijpen,
vandaag en alle dagen van ons leven.
Amen

Gebed voor een gestorvene     (c 21)

Jij, die leeft in het licht,
ik weet: je dood was een geboorte.
Jouw leven was voltooid,
je had geleerd, wat je hier leren moest
en daarom ging je heen,
terug naar het stralende licht vanwaar
je eens gekomen was.

Jouw dood:
een geboorte in het licht.
Ik zend jou al mijn liefde,
ik denk aan jou hoe mooi,
hoe lief je wel kon zijn.
Voel mijn dankbaarheid om alles
wat je mij gegeven hebt.
Ik weet: je bent gelukkig, daar,
je wordt er lichtend licht.

Moge God je zegenen op jouw weg!
En straks, dan zie ik jou terug,
als jij mij opwacht bij de grens.
Want liefde, sterker dan de dood,
blijft ons verbinden, nu en straks.
Dat God jou in Zijn Liefde bergt!

(Hans Stolp)

Votum     (c 22)

Onze hulp is in den naam van de Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft, die trouw houdt tot in eeuwigheid en niet laat varen de werken van Zijn handen.

Genade zij u en vrede van God, onze Vader en van de Heer Jezus Christus.
Amen.

Zegen     (c 22a)

De HERE zegene u en behoede u;
de HERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig;
de HERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede. Amen

In paradisum     (c 23)

In paradisum deducant te angeli.
In tuo adventu suscipiant te martyres
et perducant te in civitatem sanctam Jerusalem.
Chorus angelorum te suscipiat
et cum Lazaro quondam paupere aeternam habeas requiem.

Vertaling:

Mogen engelen jou naar het paradijs begeleiden. Bij jouw aankomst zullen allen die gemarteld zijn, je in hun armen sluiten en dan dragen ze je mee naar de stad: het heilige Jeruzalem. Daar schaart een koor van lichtgestalten zich om jou heen en met Lazarus, de arme zwerver, zul jij zijn in rust en vrede, voor altijd.

Vertaling Huub Oosterhuis.

Oecumenisch Onze Vader     (c 24)

Onze Vader die in de hemel zijt
uw naam worde geheiligd
uw koninkrijk kome
uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schuld
zoals ook wij onze schuldenaren vergeven
en leid ons niet in verzoeking
maar verlos ons van de boze.

Want van U is het koninkrijk
en de kracht en de heerlijkheid
in eeuwigheid. Amen.

Requiem c 25
Requiem aeternam dona eis Domine et lux perpetua luceat eis.
Te dicet Hymnus Deus in Sion tibi redditur votum in Jerusalem. Exaudi orationem meam ad Te omnis caro veniet.
Vertaling:
Heer, geef hen de eeuwige rust en het eeuwige licht verlichte hen. U komt alle eer toe, o God, en voor U zal de belofte in Jeruzalem worden. Verhoor ons gebed; alle leven zal U toebehoren.

Wees gegroet     (c 26)

Wees gegroet, Maria
vol van genade, de Heer is met u
gij zijt de gezegende onder de vrouwen
en gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot.
Heilige Maria, moeder van God
bidt voor ons zondaars, nu en in het uur van onze dood.
Amen

Zegening en bewieroking     (c 27)

Als teken van hoop
dat zijn leven zal meestromen
in de zee van Gods onmetelijke liefde,
besprenkelen wij nu zijn lichaam met water,
dit lichaam van ………..
waar liefde, werkkracht, …………….
en zorgzaamheid vanuit is gegaan.

Als teken van liefde,
waarmee wij ……….
toevertrouwen aan onze herinnering
en aan Gods oneindige mededogen,
bewieroken wij zijn lichaam,
wij zwaaien hem de lof toe die hem toekomt
aan …………
hier en nu voor het laatst in ons midden.

Laat ons nu gaan in vrede om hem,
die wij bij dit afscheid
voor het laatst in ons midden mochten hebben,
naar zijn graf te brengen.
Wij nemen afscheid van hem
en geven hem uit handen,
we leggen hem neer (in de aarde),
in de handen van de levende God.

Onze Vader (katholieke versie)     (c 28)

Onze vader die in de hemel zijt,
Uw naam worde geheiligd,
Uw rijk kome,
Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel,
geef ons heden ons dagelijks brood,
en vergeef ons onze schuld,
zoals ook wij aan anderen hun schuld vergeven
en leid ons niet in bekoring,
maar verlos ons van het kwade.
Want van U is het koninkrijk
en de kracht en de heerlijkheid
in eeuwigheid.
Amen

Openingsgebed     (c 29)

Wij zijn verwonderd om het leven, God,
om de lente en de herfst,
de zomer en de winter
het komen en het gaan.
Kwetsbaar en broos is ons leven,
maar oneindig zijn onze verlangens en onze hoop.
Wij worden stil vanwege de dood van …….
die breekbaar was en oneindig tegelijk.
Zou hij nog voortbestaan
nu zijn aardse leven is voltooid?
Laat dát zo zijn, eeuwige God,
en bewaar ………. veilig in Uw Hand.
Behoed wat kwetsbaar was,
bewaar wat oneindig leek:
ontferm u over ……… en over ons.
Amen

Gebed bij een dode     (c 30)

Het brengt je uit je gewone doen
als een mens niet langer een aanwezigheid is,
maar een herinnering, een naam,
een heimwee naar een verborgen land van nabijheid,
van samen lachten en samen huilen op zijn tijd.

God, wees ons nabij in ons verdriet
en zeg nog eens dat liefdevolle woord,
dat U sprak bij de geboorte van ………….
“Je mag er zijn – je bent heel goed –
Je bent mijn beeld – je lijkt op mij. “
God, zeg ook vandaag dat …………….. nog steeds Uw beeld is,
nu hij niet meer onder ons is.

God, geef Uw liefde en zorg aan ………………
nu hij voor altijd van ons vandaan is gegaan
en uit onze tijd is weggevallen.
Nu zijn ogen zijn gesloten
kan hij alleen nog naar U uitkijken,
U, die het begin en het einde van al het leven wordt genoemd.
Vandaag en alle dagen van ons leven
Amen.

Lied van herinnering     (c 31)

Gedachte bij een doodgeboren jongetje

Het woord ‘zorgeloos’ hebben wij niet eens voor onze ……(naam)….. kunnen gebruiken.
Aan ondernemend rondkijken en onderzoeken was immers dit kleintje nog niet toegekomen.
Hij kroop nog niet onder heesters en struiken.
Hij keek niet in nesten van broedende vogels.
Hij kwam niet met vieze modderschoenen thuis,
toen zijn bal uit de sloot gehaald moest worden.
Hij heeft zijn vlieger nooit boven de weilanden mogen oplaten.
Voor het kaartspelletje ‘pesten’ was hem geen tijd gegund.

Hij leeft nu in een wereld – ver van de onze.
Hij leeft niet meer in de schoot van mamma,
maar in de harten van velen die mee in verwachting waren
en zich verheugden op het komend leven van …………

Hoe bitter en verdrietig moeten wij nu afscheid nemen.
Heeft hij anders gekozen?
Wist ……………. van veiliger oorden?
Was er misschien een jaloerse God? Nee toch?

Met stomheid geslagen ontbreken ons nu de woorden.
Verdriet en tranen vormen nu onze machteloze woorden.

Toch mogen wij zeggen: de tijd van leven van ………….
– zo warm en geborgen in de schoot van zijn mama –
heeft ook óns leven getekend.
Wij leefden in hoop,
wij vierden het leven,
we voelen nu de pijn,
we hebben geen woorden voor ons verdriet.

Was het leven van …………..
– ook die vele weken in de schoot van zijn moeder –
daarom zonder zin? Zonder betekenis?
Wordt het belang van een mensenleven afgemeten
aan het aantal dagen of jaren van zijn bestaan?
Door ……………. wordt het leven van ons
nooit meer zoals het was vóór zijn geboorte en dood.

In ……….. ervaren wij de kwetsbaarheid van ons eigen leven.
In …………’s dood zien wij ook
dat onderlinge liefde het verdriet niet minder maakt,
maar wel leefbaar.
Tranen die gedroogd worden, voelen immers anders dan eenzame tranen,
maar ze blijven tranen….

We nemen nu van ……….. afscheid.
Wat toekomst had moeten worden, blijkt nu voltooid verleden tijd.
Toch dragen we ………. een levenlang mee in ons hart:
‘Lieve dappere …………., wat hadden we graag ons leven met jou gedeeld!’

Een kind – opening van afscheidsdienst     (c 32)

Iets aan een kind heeft vleugels, of het van boven kwam!
Of het de ziel van een engel mee naar de aarde nam;
of het , hier neergestreken, van zijn vlucht,
ons een groet kwam brengen uit de hemelse lucht.

Iets aan een kind wil vliegen, zolang het leven mag;
iets heeft altijd heimwee naar de eeuwige dag;
lachend en huilend, heimwee waar het nooit van geneest,
in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.

(Michel van der Plas)