Nikolaas brengt een ontvoerd kind terug
Nikolaas was al vele jaren dood. De burgers van Myra waren zijn naamdag op zes december aan het vieren, toen een groep Arabische piraten vanuit Kreta in het gebied van Myra kwam. Zij stalen alles wat los en vast zat. Terwijl zij de stad Myra verlieten, ontvoerden zij een jongen, Basilios, om hem als slaaf te kunnen verkopen.
Verkocht als slaaf op Kreta werkte Basilios voor de koning als wijnschenker. De koning had hem aangeschaft, omdat Basilios toch niet zou kunnen verstaan, wat de koning met zijn raadslieden besprak. Het hele volgende jaar zou Basilios de koning zijn wijn schenken met een prachtige, gouden karaf.
Intussen kwam in Myra de naamdag van Nikolaas steeds dichterbij. Basilios’ moeder wilde niet aan het feest rond Nikolaas meedoen, omdat die dag voor haar de tragische herinnering aan de ontvoering van haar kind opriep. In plaats van mee te doen aan het feest bad zij om Basilios’ veiligheid. Nikolaas hoorde haar gebed. Terwijl Basilios zijn diensten voor de koning verrichtte en wijn aan het schenken was, werd hij plotseling uit de zaal opgetild, de gouden karaf en schaal nog in zijn hand. Nicolaas verscheen aan de doodsbange jongen, zegende hem, stelde hem gerust en bracht hem terug naar zijn dolblije ouders in Myra.