Omdat we in 2002 tóch naar Frankrijk gingen, had ik Kees in een brief gevraagd of ik hem misschien al werkend zou mogen fotograferen. Er zijn heel weinig foto’s van Kees achter de ertspers, bijvoorbeeld, terwijl hij vanaf begin jaren zestig tot 2014 regelmatig nieuwe etsen drukte.
Zo’n vier maanden later kreeg ik antwoord van hem. In deze brief laat Kees zóveel van zichzelf zien – zo worstelend, serieus en betrokken – dat ik hem integraal publiceer.
.
Taillefer, 6 juni 2002
Beste Hans en Gemma,
Goh, wat loop ik al een tijd met een probleem rond, waarvan denk ik, een “buitenstaander” de omvang niet kan vatten. Uiteindelijk komt het op het punt neer dat een schilder een behoorlijk schizofreen wezen is; voortdurend op de wip tussen “solitair” en/of “solidair“. Je verzoek om hier langs te komen is dan ook een groot probleem. Jaren worstel ik hier al mee, als ik aan het werk ben, wat ik hier altijd ben, moet ik dicht bij mijzelf zijn. Deze sfeer is nodig om die dingen te maken, zoals die mij voor de geest staan. Het komt misschien overdreven of onbegrijpelijk over, maar ik heb het al vaak geprobeerd met mensen daar een tussenweg voor te vinden, tevergeefs! ’t Kost mij dagen. Het wordt me héél vaak gevraagd, eigenlijk gaat het de hele zomer door, waarbij het ergste nog de onaangekondigde bezoekjes – of de pogingen daartoe – zijn. Ik kan moeilijk zeggen: die wel en die niet.
Ik kan me voorstellen dat een en ander vreemd overkomt daar het in schrijnende tegenstelling is tot mijn gedrag op openingen en recepties etc. . Het punt is dat ik mij er dan van te voren hélemaal op instel, me erin onderdompel en een fikse slok neem, ook dat ik in zo’n periode niet schilder.
Wat ik hoop is begrip voor mijn houding en een niet te grote teleurstelling en: opdat we elkaar desalniettemin in minder precaire situaties de hand kunnen schudden.
Met vriendelijke groet
Kees
Natuurlijk schreef ik meteen aan Kees terug, dat ik voor zijn standpunt alle begrip had. Ik wist in 2002 nog niet hoe belangrijk het huis in Taillefer voor Kees was. Dat werd me pas écht goed duidelijk toen Kees in 2010 en in 2012 twee boeken uitgaf: ‘Ga je gang, jongen, dat biertje is van mij’ en ‘Een schilderij voor een lammetje’.
Ik vermoed dat Kees aan het einde van de jaren zestig in Taillefer zijn ideale woon- en inspiratieplek heeft gevonden. Hij schrijft hierover in ‘Ga je gang, jongen, dat biertje is voor mij’, pag. 59:
“Schilderen is voor mij een magisch gebeuren, waarbij ik mij één voel met de verf, met de natuur en misschien wel met het hele universum. Het lijkt of er een soort herkenning is met iets dat al héél oud is en mij bekend voorkomt. Opdat ideeën zich kunnen manifesteren heb ik rust nodig, maar ongemerkt was ik in een circuit terecht gekomen van afspraken, vergaderingen, telefoongesprekken en andere ‘plichtplegingen’.”
“In Frankrijk had ik een bouwval ontdekt bij een heldere bron. Deze ‘bouwval’ kostte een ‘habbekrats’; de eigenaar vroeg me wel met hooien en druivenplukken te helpen. De eerste tijd bracht ik ’s avonds door met het kijken naar de sterren. We sliepen aanvankelijk in tenten, maar langzamerhand werd het een soort boerderij met eenden, kippen, ganzen, enz.”